‘Time is on my side’
Meneer
U neukte mij in de nacht van vrijdag op zondag. Ik vond
het heel fijn. Deze liefdesdaad vormde zelfs even een bron van vermaak,
gedurende enkele seconden. Maar nu zit ik met een probleem. We zullen samen een
kind hebben, na mijn quarantaine van de gebruikelijke dracht. Uw horloge ligt
hier nog (u was zo attent dat af te leggen teneinde me niet te verwonden
tijdens het liefdesspel), maar u heb ik sindsdien niet meer gezien. Daarom neem
ik even de laptop ter hand om u te schrijven.
Hierbij volg ik slechts gedeeltelijk de BIN-normen van de
briefschrijverij. Die zijn, zoals u weet, opgelegd door het Belgisch Instituut
dat alles wil ‘normaliseren’, zeg maar: beveiligen. Nou, ik bied u alvast een
platte tekst, zonder veel plichtplegingen. Wat ik verder met mijn gevoelens
aanvang, daar zijn in geen enkel instituut woorden voor. En ik mag alvast hopen
dat onze nakomeling nooit ofte nimmer een uniform of apenpakje zal dragen. Denk
nu niet onmiddellijk dat ik driftkikkerig te werk ga. Nee. De lengte van deze
brief bewijst het tegendeel. Wil u eventueel de andere metaforische richting
uit: ik voel me momenteel zo koel als, nou, een kikker dus. De associatie met
‘kikkerdril’ laat ik hierbij in het midden van onze vijver. Allerlei vormen van
humor zijn hier misplaatst.
Toch brengt die onvermijdelijke associatie me bij mijn
volgende bedenking. Lees maar: overtuiging. Het kind dat u en ik samen hebben
uitgelokt, wil ik wel degelijk geboren laten worden. Dat is, na de dans van de
miljoenen waterkansen, een van de twee mogelijkheden. Het is leven of
niet-leven. Wat is de mens toch een vrij wezen, nietwaar? Het wordt een mooie
herinnering, die alsmaar groeien zal. De gedachten aan een universitaire
opleiding voor onze uk zet ik vooralsnog even opzij. Maar ondertussen zullen
zich het komende anderhalve decennium diverse onkosten voordoen. Het mag onze
verse wereldburger aan niets ontbreken, voorwaar.
Terwijl ik
naar uw horloge zit te kijken, zie ik de tijd voorbij tikken. Dure tijd. Time is money, honey. Uw polsslag zit er zelfs nog in. Hoe onachtzaam and yet toch zo symbolisch van u dat
voorwerpje mij hier na te laten! Of kwam u graag nog eens terug naar de plaats
van de moord? Beschikt u eventueel nog over het garantiebewijs?
Tja, dat u
nu, net voor de herfst van uw leven aanbreekt, ik bedoel wel degelijk uw levensherfst,
nog een nakomeling scoort! Het moet zoiets zijn als het plotse opduiken van een
vliegtuig in het mariablauwe zomerzwerk van de vijftiende eeuw. Dat had u nooit
verwacht, hé? U hield er totaal geen rekening mee. U liet alle profylactische
bekommernissen gemakshalve aan mij over. U bent immers een man. Nou, weest u
verder maar eens flink man. Ook bij u begon het ooit met een ijverige zaadcel.
Iets substantieels van uzelf zal nu binnenkort mee de aarde helpen bevolken,
deze blauwe plek in het heelal. Bidden we samen om body & soul, gevoel & rede. Een ietsje meer mag best.
Ik ben van
plan binnenkort ochtendmisselijk te worden. In vroege treinen zal ik
bijvoorbeeld onverwacht overgeven. Bedienden en scholieren zullen een halte te
vroeg doen alsof ze ter bestemming zijn en een ander compartiment opzoeken. Een
ietsepietsie uw schuld, vindt u niet? Ook zal ik een niet te onderdrukken
neiging vertonen om ononderbroken bananen te vreten. Waarschijnlijk neem ik
tevens grote hoeveelheden avocado’s tot mij. De vrouw van de Vivo om de hoek zal misschien als
allereerste wat langer in mijn ogen kijken, dan naar mijn buik, daarna naar
haar weegschaal voor gezond fruit en gezonde groenten. Opzwellen zal ik
ondertussen gestaag.
Bij de
eerste prenatale penalty’s wil ik evenmin nalaten u even op te bellen, weze het
dag, weze het nacht. Dan wil ik geen voetbaltermen van u te horen krijgen. ‘Ze schoppen hem misschien half-do-od’,
weet u wel. Het kan zich natuurlijk ook zo voordoen dat u mij af en toe
frequenteert met lieflijkheden zoals daar zijn tulpen, pralines, oorbellen of
een kijkboek met textielmotieven betreffende de wieg. Allerhande versnaperingen
zullen te allen tijde in dank worden aanvaard. Allemaal kleine onkosten voor u
en uw firma. Misschien rekent u zelfs kilometervergoeding aan, aan uzelf. À
propos, u die naar eigen zeggen zo vlekkeloos en zo vlotjes eurogeconverteerd
was tot ver na de komma: enig eurobenul van geboortepremie? Sojagedoe? Pamperaanschaf?
Nadat ùw komma in mijn staathuishoudkunde juichend huishield, zijn ook die
getalletjes beduidend hoor! Sigaretten, ten slotte, laat u bij visitatie echter
maar beter achterwege: de allerlaatste heb ik gerookt toen u aan mijn wastafel
uw lulletje met mijn rozenwater besprenkelde. Rozenwater dient om de ogen uit
te wrijven, meneer. En blijft u verder maar van die verwijfde Dunhills af; u bewijst ook zonder dat
het u voor de wind gaat. Overigens rookte ik die eigenlijk maar uit
beleefdheid. U had ze me opgedrongen omdat u vond dat een vrouw die zelf haar
sigaretjes piert ook andere stuff tot
zich neemt, dus voor iedereen open staat en gezwind andermans koffer in duikt.
Zo ging de breedheid in uw denken vaak de breeveertien op. U dacht als een
douanier.
(Tiens,
dat u dat halve pakje toch niet liet liggen, naast uw Rolex!)
Misschien
vindt u het nu jammer dat ik niet tot de zovelen behoor die hun lijf als een
kathedraal beschouwen. Ik zou (en dat hoopt u), in het licht daarvan, kunnen
overgaan tot het wegmaken van mijn, pardon: ons vruchtvlees. Tot meerdere
glorie van mijn lichaam, dat ongeschonden zou blijven. Ik verkies echter het totale
leven, met zijn lusten en zijn lasten. Niet omdat het voor een stukje van u
komt; wel omdat ik eraan toe ben. Hedendaagse vrouwen kopen onderweg wel eens
een kind, weet u. Zelfs in het immer groter wordende holebi-compartiment van de samenleving speelt men meer en meer met
gedachten aan wat jong bloed in de gelederen. Op dat lijfelijke vlak, meneer,
kunt u dus op uw beide oren slapen. De beide ezelsoren der gemoedsrust. En ik
op mijn linker- of rechterzij, mettertijd, als onze liefdesvrucht wat meer
ruimte behoeft in mijn middenbeuk. Ach, een man weet vaak niet waarom.
Tiens:
nooit hebben we samen gedanst en wellicht zullen we dat ook nimmer doen,
meneer, die rechthoek van afgrijzen mee bevolken die ‘dansvloer’ heet. Nooit zult u in dat verband met uw kleffe vingers
mijn monnikskapspier verkennen, noch mijn kont. Dat zag ik in den beginne wel
eens zitten, nochtans, zonder kil gepotel dan natuurlijk. Misschien zag u me
ooit als Assepoestertje? Had u mij met wat meer tijd beter willen leren kennen
dan alleen maar de binnenkant van mijn kut? Dat kon: u had uw Rolex, ik
beschikte over tijd. (Nu heb ik alleen nog uw Rolex). Maar met uw haastzaad in
de pijplijn verliep het vaak anders; vooral nà de lozing kon u niet vlug genoeg
wegwezen. De tijd drong plotseling vreselijk. U struikelde dan gewoonlijk over
uw eigen ondergoed en de lift kon niet snel genoeg weer uw veilige plattegrond
bereiken.
Nou,
ondertussen zit ik dus wel met een portie kindervlees in mijn pijplijn. Yes, I put on weight, Esquire. Mijn schoentje begint te knellen.
Negen maanden lang draag ik uw soortelijk gewicht. De tijd zal er een publiek
geheim van maken. Het staat me dan vrij tot bekentenissen over te gaan, midden
de kletstantes bijvoorbeeld tussen de groente- en fruitbakken. Hebt u dat ooit
voorgehad, iets wat u zelf veroorzaakte maar waar u niet langer de hand in had?
Nee, ook uw sponsorpraat in verband met de ijshockeyclub
van uw zoon – wie speelt nu godverdomme ijshockey in dit godgenagelde
regenland!? – liet me al zo koud als het ijs waarvan ik hoop dat het te
gelegener tijd de vier ledematen van uw wettelijk geregeld nageslacht zal
breken. Evenmin kon ik medeleven betonen bij het heengaan van uw oude moeder,
die ondanks uw geboorte nog lange jaren het levenslicht aanschouwen mocht,
weliswaar aan bed gekluisterd. Neen, dat verscheiden deed me niets. Op moederleed
van mannen staat gewoonlijk een vervaldatum. Ze rochelen even als een oude
apotheker en verkopen daarna weer hun placebo’s als vanouds. Kan het ook zijn,
meneer, dat u, die keren dat u vluchtig mijn boekenplank doorbladerde,
eigenlijk op zoek was naar eventuele perversiteiten van mijn kant? U beperkte
zich daarbij vaak tot de flapteksten. Vooral die serie goedkoop uitgegeven
romannetjes trok uw bellettristische aandacht. Was u op zoek naar mijn vreemde
of geheime voorkeuren? Hoopte u mettertijd en metterdaad misschien eens, om
maar een voorbeeld te geven, aan weerskanten van mijn bilspleet een oog te
tekenen, en dwars over diezelfde spleet een dik aangezette rode mond? Waarin
dan uw purperen kardinaal – mits de nodige sterkte (à propos: neemt u nog ginseng?)
– duchtig huis in zou houden? Vermoedde u een dergelijke passage ergens in een
van mijn romannetjes, flauwtjes met een potlood aangevinkt? U vond die niet?
Jammer. Ik moet u daarover helaas in het ongewisse laten, bij ontstentenis van
uzelf hier ter plekke en in mijn verdere leven. Misschien moet u in dat verband
te rade op het internet. (Ik hoop nu echt, tussen twee haakjes, dat deze brief
u niet al te zeer opwindt. Sommige niet-vrouwen krijgen namelijk al
copulatielust bij het simpele aanschouwen van een pannetje kikkerbillen).
Ik
herinner me nog een scène, meneer. Niet in de dramatische betekenis van het
woord – wees gerust, get on with your
Life. Die speelde zich af enkele weken voor de zoveelste consummatie annex
conceptie. We dronken iets in kaffaat De Blinde Fotograaf (: fake treincompartimenten, easylistening muzak, schaarse
lichtplassen, namiddagsfeertje vooraleer Mannen Als U des avonds het algehele
woeden der wereld weer zouden ondergaan, nou, kortom: wat gestolen en verstolen
overspelige eilanderigheid, we hadden even de tijd, nietwaar, om wat bij te
praten en eens niét in elkaar te schuiven. (I
apologize for this overloaded sentence,
Esquire). U zette
en nam voortdurend uw overbodige leesbrilletje op en van uw neus. U kon niet
beslissen wat we zouden drinken. Met de kleinere letters op de menukaart
ondervond u de grootste moeite. U wou zelfs even iets eten, godgenageld, iets
eten op dat unheimliche uur, tot het
u te binnen schoot dat u al gegeten had. (Ik niet: ik zat al drie koffies lang
op u te wachten, I skipped the part about
food). Ik merkte dat u zag dat ik het doorhad: dat u uw ogen niet af kon
houden van dat andere Verboden Koppel dat daar handenwriemelend aan elkaar zat
te frunniken in naam van de liefde. Het Geheime Leger der Verliefden vindt een
gedroomde drenkplaats in De Blinde Fotograaf. Het is een gigantisch groot
leger, en toch denkt u, dacht u, daar een uitzonderlijk onderdeel van te zijn.
U vergeleek voortdurend. U was verblind door de aanwezigheid van die andere
deerne. Daardoor hebt u me toen gedegradeerd.
En toen,
meneer, toen lijfde u zichzelf in het Leger van de Voorspelbare Mannen in: zij
die menen dat eender welke schuinsmarcherende vrouw ook voor hèn
schuinsmarcheren wil. En dat is niet waar. Dat moet ik met een hevig stilzwijgen
tegenspreken. Wat meer is: op de man die zich in het gezelschap van die mooie
vrouw mocht verheugen, was u stikjaloers. Ik zag het. En u zag dat ik het zag.
Daarom wou u weg en wou u ook blijven. Daarom wou u naar mijn appartement en
wou u tevens ter plekke krampachtig zitten praten. U wou alles. U wou misschien
het liefst eerst die vrouw een vlugge beurt in de toiletten geven, dan het
mannetje vermoorden, daarna mij met uw overbevolking teisteren, en dan te horen
krijgen, van mij: ‘Jij bent de beste. It was
wonderful’.
Ja, ook dat is een
gigantisch groot leger. Nou, dat speelde zich dus af in De Blinde Fotograaf,
enkele weken voor… Herinnert u zich dat nog, meneer? Sedert die namiddag heb ik
geen koffie meer gedronken. Ik kan niet meer, nooit meer, zelfs niet in het
mekka van de mokka, ooit, met een volgende kerel als een kraan, neen. Ik voel
me als Anna O., de bekende theetante die bij Sigmund Freud op de sofa ging
liggen. What’s on a woman’s mind?
En toch
liet ik me enkele weken later alweer door u voltanken, met a lovin’ spoonful vanuit uw lendenen vertrekkend. Lovin’ ? Nou, eerder lustful. De gevolgen zijn u ondertussen
bekend, dankzij deze epistolaire inspanning van mijnentwege. (U laat toch elk woord
goed tot u doordringen? Zoals uw zaad in mijn schoot uitwaaierde en vrucht
begon te worden?)
Ja, dat
kind van ons, m/v. Laten we hopen dat het gelukkig wordt. U zal daar maar voor
een heel klein stukje tussen gezeten hebben. Op zijn echte vaders zal het
misschien vele winters en lentes moeten wachten. Nog iets: hoe zullen we het
noemen? Ik bedoel: het kind, met name. Daar moeten we samen over beslissen,
vind ik. Dat is het minste maar ook het enige wat ik kan doen. Voor wat, hoort
wat. Wat mij betreft, voor u zich dingen in het hoofd haalt: mail me geen Bijbelse
namen, geen mythische namen, geen namen uit tv-feuilletons, geen hypermoderne
namen, geen retronamen, geen drie- of meerlettergrepige namen. Doodgewoon Jan
bijvoorbeeld. Of Elke. Pam en Kim kunnen ook. Desnoods Maaike. Ook wel mooi. Een
kort sms’je volstaat; uitvoeriger overleg is mogelijk aan een neutrale
onderhandelingstafel, maar dan wel voor de zesde maand van de dracht. (Niét in
de liefdesafspanning De Blinde Fotograaf, graag!) Mocht zich een meerlinggeval
voordoen, dan wil ik zeker geen gelijkluidende benamingen voor de diverse
eenheden. Ongerijmdheid, graag. Zelfs geen assonanties, begrijpt u? Er zijn
grenzen aan bepaalde herinneringen. Gedeelde vreugd is dubbele vreugd. De achternaam
van mijn eerstgeboren uk vormt natuurlijk geen enkel probleem. Dat wordt door
mij geregeld.
Nou, u
merkt, meneer: een nachtje neuken doe je nooit alleen. Wie de trein neemt, komt
gewoonlijk ergens aan. Kwestie van het goeie perron te nemen. Ik hoop op uw Rolex
geen al te grote vertraging af te moeten lezen. Vlucht u maar niet ijlings naar
een van uw zwitserlanden, bijvoorbeeld. Precisie, graag. Schoon volk eerst. De
tijd dringt, maar niet echt. Het getuigt overigens van een ongehoorde pretentie
de tijd om uw pols vast te binden teneinde die aan banden te leggen en
ondergeschikt te maken. Ik leg het onding ergens waar ik er niet elke dag mee
geconfronteerd word. Zo wordt het geen paardje van Troje dat alsnog begint te
galopperen in de hoop me op te winden en overhaaste besluiten te doen nemen.
Het blinkt overigens zo opvallend dat ik u ervan verdenk het al vaker op vele
andere plaatsen een tijdlang niét gedragen te hebben, klopt dat? Zoals uw Rolex
hier tikt, zo tikte hij volgens mij op andere plaatsen. U kunt me ondertussen
altijd bereiken op het nummer 000-0894929-07. Wij verblijven inmiddels, geheel
de uwen:
Familiale
groeten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten