maandag 20 juni 2022

Dwalend door het labyrint van de tijd

Recensie ‘Wat is er van de nacht?’ van Richard Foqué

Opgedragen aan/allen die reizen door de nacht/
die zoeken en vragen

Eind 2018 stelde Bert Bevers in ‘Alleen maar later’ een bloemlezing samen uit ‘het werk tot dusver’ van de Antwerpse dichter Richard Foqué (°1943). Het boek verscheen in de Parnassus-reeks van Uitgeverij P  die er alsmaar imposanter gaat uitzien. In elk geval was


Alleen maar later’, voor wie dat nog niet had gedaan, een mooie opstap om het hyper-geconcentreerde werk van deze waardige en vaardige dichter alsnog én tijdig te ontdekken. In een verhelderend essay dat bij de Parnassus-bundel hoort licht dichter en filosoof Antoon Van Den Braembussche het werk van Foqué toe. Hij heeft het daarin onder meer over de eerder ongewone plaats die Foqué inneemt in de hedendaagse Nederlandstalige poëzie: “De gelaagdheid van de verzen samen met het compacte taalgebruik maakt van deze poëzie een aangrijpende leeservaring. Het is alsof elk woord een overwinning belichaamt op het krijtwitte nihil van de stilte, van de bestaansangst.”

Ook Pierre-Jean Brassac die eerder van Richard Foqué de bundel ‘Hier staan wij’ naar het Frans vertaalde maakt in zijn nawoord bij het verzameld werk duidelijk dat Foqué het soort poëzie schrijft dat rakelings langs het onzegbare scheert.

In zijn nieuwste bundel ‘Wat is er van de nacht?’ (2) zet Richard Foqué die na een beroepscarrière als architect en hoogleraar met overtuiging is teruggekeerd naar de poëzie als naar zijn eerste grote liefde, zijn intense en metafysische reis verder. Nauwelijks drie jaar na het verschijnen van zijn verzameld werk voegt hij met zijn nieuwe bundel een uitgepuurd en prangend boekdeel aan zijn oeuvre toe. En het mag meteen gezegd worden: 'Wat is er van de nacht?' is een erg bijzondere dichtbundel geworden in groot formaat die er ook nog 's fantastisch uitziet. Het nieuwe boek is immers een hechte samenwerking geworden van de auteur met kunstenares Els Vos (°1963) die de gedichten illumineerde met 21 unieke aansluitende en toch ook op zichzelf staande etsen. En illumineren is hier wel het juiste woord: de bundel is door het werk van Els Vos feestelijk verlicht en verlucht.
Het is overigens niet de eerste keer dat Foqué die, zo lezen we, ook curator is
van “Dichter bij Beeld”, een permanente poëziewandeling in het Middelheim, samenwerkt met een plastisch kunstenaar.
Bij eerdere bundels gebeurde dat al met onder meer werk van André Goezu (Equinox in 2011) en Christian Clauwers (Foto’s bij Waves, 2019)

Met ‘Wat is er van de nacht?’ verrast de dichter ons met een in elkaar klinkend gedicht dat één indringend geheel vormt en waarbij de verzen van begin tot einde doorlopend genummerd zijn van 1 tot 542. De titel van de bundel, zegmaar van het gedicht, is ontleend aan het boek Jesaja. Daarin vraagt het volk aan de profeet hoelang de wereld nog in duisternis zal gehuld blijven: Wat is er van de nacht? Ook het fragment uit Shakespeare’s Hamlet waarin de opkomende wachter een vraag stelt aan de dienstdoende en als antwoord krijgt “Sta en zeg het zelf”, een antwoord dat de dichter al sinds zijn jonge jaren betovert, ligt aan de basis van deze meerstemmige tekst.

Het resultaat is een dreun van een episch gedicht waarin de dichter het duister van het leven en van de nacht poogt te vatten. Het is een poëtisch verhaal in verzen dat in een lange queeste verslag uitbrengt van de dolende, reizende mens op zoek naar het einde van de nacht. De opdracht vooraan in het boek is meer dan duidelijk: ‘Opgedragen aan/allen die reizen door de nacht/die zoeken en vragen’.

Met de eerste drie verzen wordt meteen de toon gezet: Schaduwen/in falend licht/als vallende messen. Wat hierop volgt kan enkel scherpte en knappe krapte in de woorden aanbrengen.
Alles ademt sterven. Alles adem kwaad.” “Zie/hoe blauwe sluiers/drijven over zinkend land.”.  De lezer wordt aangesproken, als getuige genomen van de tocht – een doorgang in de Nacht -  die zal worden ondernomen. Zie, Hoor, Weet…  Het reizen tussen tijd en plaats wordt blind genoemd. Bij vers 102 verschijnt voor het eerst de echo van de tweespalt, de paradox ook, die nog verschillende keren in de bundel terug zal komen “Het is vluchten/het is blijven

In korte, afgemeten verzen baant de dichter zich met de reiziger een weg. De taal naaktgeslagen. De gedichten maken een langgerekte en verticale indruk,  in 1 ruk door geschreven lijken ze wel. Een enkele keer bevat een vers vijf of zes woorden maar da’s ook het maximum. De meeste verzen bestaan uit drie of minder woorden.

Zo pleit de blinde schuldig
voor wat de stomme ziet.
Zo zijn de vingers
gebroken verbrijzeld.
Ze glijden langs het leven (120)
in scherven tussen stenen.
Verdwijnen.

Zo dwaalt de reiziger
door kruisende wegen
in het labyrint van de tijd,
de weg teneinde
de grenzen bereikt.

Wachter, ze dan:
Wat is er van de nacht?

(het gedicht op pagina 21)

Een existentië excursie, een archetypische doorgang, een doorheen gaan tot op het bot is wat aan de hand is hier. Met reminiscenties die de hele cultuurgeschiedenis van de mens oproepen. De toon is bezwerend. Waar komen we vandaan? Waar gaan we heen?

Bij vers 308 bakent Richard Foqué in zijn bundel een tweede deel af met als titel, alweer dat resonerende vers ‘Het is vluchten. Het is blijven.’ Het komt niet toevallig als een mantra, als ik goed geteld heb op niet minder dan zes plaatsen terug.

Hoor,
het kermen
van instortende rijken.
Opkomst en ondergang
in alle tijden.
Want elk Atlantis zal zinken.
Alle weten steeds opnieuw naar nul.

Zie,
hoe zij komen,
strompelen uit hun holen.
Profeten van zelfverzonnen goden,
kakelende sjamanen.
Ze orakelen haat, verdelen.
Offer, boete, geen genade.
De zegels zijn verbroken.
De ruiters rijden.
Het eindigt nooit.
Alles is altijd overal
de weg teneinde.

Het is vluchten.
Het is blijven.

(gedicht op pagina 45)


De dood en de geschiedenis waarin de dood prominent aanwezig is, is alomtegenwoordig in de bundel. Foqué evoceert een limbo-wereld ‘tussenin’ die nauw en verrassend actueel aansluit bij de tijdservaring van het huidige tijdperk van pandemie, klimaatontregeling en oorlog. Een bevreemdend droom- en doemlandschap plooit zich voor onze ogen open. Waar was je toen de bommen vielen? De dichter is een kind van de jaren zestig van de vorige eeuw, opgegroeid doordesemd van de filosofie van de existentialisten.

Het universum en het mensbeeld is in geen geval lieflijk te noemen in dit boek. De pregnante en uiterst compacte poëzie die Foqué hier – misschien wel aansluitend bij de denkbeelden van de architect en de ingenieur die hij in zijn beroepsleven was (3) - schrijft is dat evenmin. De waarheid wordt belegerd, laarzen macheren. In het tweede deel van de bundel treedt de oorlog nog meer naar voor. Stalingrad, Warschau, Flanders Fields, Hiroshima… De verwoesting dicteert de verzen.

De vlakte versteent, de zee verglaast (Hoor, p 15). Er zijn toornige goden, er zijn weeklagende vrouwen. De reiziger van alle eeuwen is gewond van binnen. De arend zwijgt, tergend, spiedend naar de prooi in de diepte (p25). Tussen de heuvels stijgt het water. De condor spreidt zijn vleugels, wolven huilen, dijken breken… De reiziger is gewond van binnen:

Zo is de reiziger
in alle euwen,
gewond van binnen,
koortsig de ogen
in vlies gewikkeld
glas.
Want waar wegen snijden
heerst het lot.
(p18)

Eerder al wees de dichter zelf op het feit dat zijn eerder verschenen afzonderlijke bundels 1  geheel vormden. Ook in deze bundel ‘draait alles, cirkelt om het andere…’. Verzen, ontkleed tot hun essentie.
Weinig dichters schrijven inderdaad een zo aaneensluitend oeuvre aan elkaar. De ene bundel grijpt als een hoeksteen in de vorige. De dichter: “Mijn drie bundels (De grote rokade – Hier staan wij – Vermoeden van licht) vormen eigenlijk een eenheid. Daarbij beschouw ik ‘Vermoeden van licht’ als het sluitstuk van een trilogie rond de menselijke existentie. Ik poog thema’s als lot en bestemming, zin en zinloosheid van het leven, ondergaan en zelfbeschikking poëtisch te onderzoeken en er betekenis aan te geven.(2)

De knappe etsen van Els Vos, vaak een maanelement bevattend en een gloeiende en een intense gloed verspreidend, doen meer dan recht aan de verzen.
Bij de bundel hoort ook een cd waarop Richard Foqué 7 teksten uit de bundel voordraagt en het avant-garde ensemble SCHiM (Tom Bessemans, Lize Blauw en Tim Jacobs) voor een soundscape zorgt.

Deze nieuwe bundel van Richard Foqué is een veelgelaagd gebeuren. Doorheen alle tijden. Donker en dwingend!


© Paul Rigolle

(1) Alleen maar later, Richard Foqué. Verzameld werk in de Parnassusreeks van Uitgeverij P, Leuven, 2018, 192 blz, ISBN 9789492339652
(2) Wat is er van de nacht?, Richard Foqué, grafisch werk Els Vos, Uitgeverij P, Leuven, 2021, ISBN 978 94 9338 62 9
(3) Foqué dichter-achitect
https://issuu.com/lucifer/docs/vat_83_issuu_/s/10505106


Extern:
Weblog Richard Foqué      
Website Els Vos– Grafica in etsen en tekeningen
Uitgeverij P - Passie voor Poëzie

Het avant-garde ensemble SCHiM (Tom Bessemans, Lize Blauw en Tim Jacobs) componeerde bij de bundel een beklemmende soundscape bij. Dit is de link.

 

Wat is er van de nacht?




"De dichter Richard Foqué in 7 covers"















Voorstelling 'Alleen maar later' - 20/10/2018 - Foto © Guy Foqué

Geen opmerkingen: