Zij droeg een jurk met een overdaad van geel,
omarmde haar onderbenen.
Aan haar voeten een vierkant zonlicht als sneeuw.
Hij kuste de scheiding in haar grijze haar,
wreef de tijd uit zijn natte ogen,
keek naar waar zij keek.
Zij zag zichzelf weerkaatst in stilstaand water,
een vrouw tussen lelies.
Nooit was er iets mooiers te zien.
Er liepen kinderen door het gras
Ze hadden zonnebrillen in het haar gestoken,
haakten zich aan elkaar vast.
Thuis turfde zij dagen met krijt .
© Astrid Arns
Uit 'Mijn naam op de deur', debuutbundel die op 15/9/2018 wordt voorgesteld in het Poëziecentrum.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten