Videokunst. Ik word er warm noch koud van. In musea verveelt het me al snel. Slechte televisie, denk ik dan, bij het zoveelste scherm. Daarom kijk ik een videowerkstuk zelden helemaal uit.
Tot ik er mij op een mooie dag in het museum Ludwig te Keulen plots van bewust werd dat ik mij zat te vergapen aan een filmpje waarin een kwartier lang niets anders te zien was dan een kat die op een zonnig terras een schoteltje melk aan het leeglikken was. Ik denk dat het de setting was: een donkere, zeer smalle zaal met een extreem hoog plafond en een achterwand waartegen het tafereel in reusachtige dimensies werd geprojecteerd.
Het camerastandpunt was laag. Ongeveer op de hoogte van het schoteltje. Afstand twee meter. De kat torende enorm en hoog boven de toeschouwers uit.
Ik moet nu proberen in woorden te vatten hoe een kat melk tot zich neemt. Hoe elke kat in de wereld melk tot zich neemt. Zij positioneert de kop diep tussen de schouders, net boven het melkoppervlak, knijpt de ogen tot spleetjes en likt met volstrekt synchrone bewegingen van de tong. Minutenlang. Af en toe wordt er even ingezoomd, wat het beeld herleidt tot niets dan immense snorharen, een roze neus, een tongetje tenslotte, waarin dat ganse kattenlijf zit samengebald, een tongetje dat het melkoppervlak rimpelt en kringen naar de oevers van het schoteltje drijft. Hoe een kat de wereld vergeet en zich in totale overgave aan likken wijdt, ingesponnen in haar universum van zon en melk, in haar bel van roezige wellust, slechts af en toe, maar niet vóór de tiende minuut, even ophoudend om zich de snorrenbaard te fatsoeneren.
Traag, zeer traag zakte het peil van de melk. Niemand verliet de zaal vóór het schoteltje tot de bodem geledigd was en zorgvuldig schoongelikt.
En het is pas later, veel later, dat mij het besef treft: ik reis naar Duitsland, ik ga in de rij staan, ik betaal een ingangsticket, om naar iets te kijken dat ik dagelijks kan waarnemen, thuis, op mijn eigen terras. Indien ik dat al zou willen, want geen kat trekt vijftien minuten uit om naar een kat te kijken die een schotel melk uitlikt. Maar in de museale ruimte, waar dat tafereel wordt uitvergroot, letterlijk en figuurlijk, wordt de kans dus groter dat ik dat wel doe.
En precies dit is nu zo ongeveer het soort bedenking, overweging, verwondering, inzicht, dat kunst in de hoofden van haar beschouwers zou moeten weten los te weken. Alle kunst.
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
© Frans Deschoemaeker
1 opmerking:
juist. ik schreef jou reeds dat dat mij opgevallen was bij Peter Verhelst die (in vrijstaat O) zei : schrijven is vooral kijken. En tonen, helpen kijken, uiteraard, en daarvoor moet je wel melk gedronken hebben ...
Een reactie posten