dinsdag 5 november 2013

Bart Vonck - Uitvinding van de Aankomst

(1)

Wat altijd al in onze plaats is begonnen
en hoort bij geen enkele tijd -
de ongenode duistert
in strijklicht, het dorp
komt in ons aan
en hult zich in stilzwijgen.

We moeten het doen met wat vergaan is
en blijft, met wat rot in te harde vuist,
met wat terugdeinst,
met: en wat voor richting gaat het uit?

Kijk: oefenterreinen,
met bomen en doornen omzoomd,
onverschrokken. En om het leefbaar
te houden: woekerplanten,
kwaadgras, mos op onze vingers.
En de huid, flinterdun,
nog net niet aan flarden.


(2)

Het dorpsplein strekte zich uit
en iedereen kwam naar de wurgpaal gelopen,
ook wij. Om waarheid uit te horen
die daar in lompen stond:
openbaar, onbespreekbaar,
op blote afstand onverschillig.

De omstandigheden leken ons behoorlijk
ongezien. Een zwarte pracht
hing voor onze ogen. De wereld
hees zich in wind. En alles stond
zienderogen op het spel
van geven en nemen in brand.


(3)

Wat gisteren nog kotsend ging slapen,
komt nu tot de ochtend aan zijn eind.
Terwijl het heil uit ieders mond
aanstekelijk verbeurde,
en ook de horizon werd uitgewoond.

En zich ook daaraan had geschramd,
de gast, de ongenode, hij die niet sprak.


(4)

Hier wuifden wij ons uit, ons hele
hebben en houden. Moest het dan zo,
kon het niet anders? Was er echt niets
voorhanden dat voorbereid was,
tot in de puntjes? Niets schoot ons
te binnen dat zich losstiet
uit weidser gepraat. Zo moest
aankomst wel erg snel

besterven. Water kwam in mij op,
en op mijn hand lagen de lippen
van het licht in uiterste verduistering.
Alles sloop weg uit zijn eigen
beweging, uit het dorp,
uit zijn aarde.


(5)

Zo kwam het geheugen
aan bedelen toe. Alsof
niets meer gebeurde,
nooit was begonnen.


© Bart Vonck (2012-2013)


Bart Vonck is dichter, vertaler en essayist.

Extern: Bart Vonck op Auteurslezingen
Recentste dichtbundel: Wanvuur, (Uitgeverij P, 2008)


Geen opmerkingen: