maandag 15 februari 2010

Digther – 10/3 - Editoriaal

Redactioneel

Darwin hier. Darwin daar. Darwin overal.

Darwin wint. Wellicht omdat hij beter dan God aangepast is aan onze moderne tijd. Darwin overleeft omdat we nog altijd bereid zijn hem te lezen. Er zijn boeken en ideeën die de wereld veranderden: ‘Das Kapital’(Marx), ‘Das Unbehagen in der Kultur’ (Freud), de Bijbel (God). Zij worden van generatie op generatie overgeleverd, ongeveer zoals het recept voor het maken van een goede cake overleeft en wordt doorgegeven. Zo verging het ‘On the Origin of Species’. Het boek verscheen in 1859 en kreeg van de auteur een ruime ondertiteling:

by Means of Natural Selection
or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life

De publicatie betekende een splijtzwam die het nageslacht opzadelt met believers en non – believers. Creationisten en evolutionairen. Gekken die rekenen op God om hen uit de aarde te verlossen en gekken die rekenen op feiten om hen van God te verlossen. Het schisma loopt door continenten, religies en politieke overtuigingen. Het wordt kiezen tussen een wereld die louter uit God of een die enkel uit feiten bestaat. Of is die keuze vals en bestaat het om niet te kiezen, de werkelijkheid aan zichzelf over te laten? Zoals het een voorzichtig mens past, bestaat mijn antwoord alleen maar uit vragen:

1. Wat of wie is God? Waar is God? Op alle plaatsen?
2. Waarom vond die Onveroorzaakte Veroorzaker het nodig ons te scheppen? Had Hij Niet Aan Zichzelf Genoeg?
3. Wat is een feit? Alles wat het geval is? Bestaat de wereld enkel uit feiten, of is dit enkel gezichtsverduistering, zelfbedrog?
4. Wat zien wij over het hoofd of beter: wat kunnen wij niet zien?
5. A ls zelfs ééncelligen intentioneel zijn en gericht op voortbestaan en als geheel het evolutionaire proces intentioneel is in een hogere orde, waarom heeft evolutie dan zoiets als de menselijke soort voortgebracht (de enige soort die zijn biotoop vernietigt)?
6. A ls het determinisme (als het eindeloze kansspel tussen milieu en genen) ons maakt tot wat we zijn en niet zijn, bestaat er dan geen determinisme dat ons bepaalt tot onbepaaldheid?

Misschien heeft Dirk Draulans vanop zijn nep – Beagle daar een antwoord op. Vragen die ik mij nog stel om dit af te sluiten: welke plaats heeft poëzie in dit evolutionaire plaatje? Is zij het talige substraat van de onverklaarbaarheid van de wereld? Het ‘debiele broertje van de filosofie’? Een late echo van de godendeemstering? Een verdwijnend artefact bij gebrek aan lezers? Blijvend verlangen naar ontroostbaarheid? Is ook literair taalgebruik een uitkomst van aanpassing en natuurlijke selectie? Welke schrijvers blijven, welke taal blijft? De meest aangepaste, de best leesbare, de succesrijkste? Wat als de dichter verdwijnt?

Wie omzwachtelt dan de werkelijkheid met nieuwe verbanden? Wie rapporteert dan over wat we altijd over het hoofd hebben gezien?

Hugo Verstraeten

Geen opmerkingen: