Op zondagmorgen 23 april 2017 richtte ik mijn schreden naar de Kortrijkse boekhandel Theoria, waar de auteurs Charlotte Van den Broeck en Michael Bijnens in gesprek gingen met journalist Rik Van Puymbroeck tijdens de laatste Penhuis-matinee van het seizoen. Traditiegetrouw vaart die laatste matinee onder de vlag Jonge Gasten.
Het waren niet zozeer de jonge gasten die mij naar Kortrijk hadden gelokt, maar de nieuwe locatie van de boekhandel: het Casinogebouw, dat met zijn neoclassicistische pronkgevel het gelijknamige plein domineert. Het gebouw uit 1844 (in vroegere dagen kwam ik er dagelijks voorbij, want ik woonde tien jaar lang net om de hoek) was in de loop der tijden concertzaal, school, Kamer van Koophandel, en het is vanaf nu, met voorsprong, de mooiste boekhandel (het mooiste Boekenhuis) van Vlaanderen, Nederland, en nog enige kilometers daarbuiten, en dat is geen misplaatst chauvinisme ten opzichte van mijn geboortestad. Maar al het voorgaande eventjes terzijde.
Want wat tekende ik daar op uit de mond van podiumbeest Charlotte Van den Broeck (in mijn zwart Moleskine-opschrijfboekje met soepele kaft, dat - zonder dat ik daar erg in had - door mijn buurman Paul Rigolle, samen met mijn hand, mijn pen en mijn glas, op de gevoelige plaat werd vastgelegd ter stoffering van zijn online rubriek Het boekje van de dichter)? Uit die fraai gevormde mond van de dichteres die heur haar in een zeer Aziatisch aandoend knotje bovenop haar hoofd droeg, kwam het volgende:
Als ik op een podium sta, kan ik controleren hoe mijn boodschap tot de mensen komt. Dan ben ik de baas. Ligt die boodschap op papier in iemands living, dan ben ik daar niet meer. Dan is er enkel het papier. Ik hoop dat dat genoeg zal zijn.
vlnr Rik Van Puymbroeck, Michael Bijnens, Charlotte Van den Broeck |
Het zal een deel van mijn job als schrijver worden om de receptie van mijn werk te sturen, te manipuleren, daar intelligent mee om te gaan. Er is geen rechtlijnige relatie tussen zender en ontvanger, zoals schoolfrikken dat zo graag op het bord schematiseren. Ruis zit er altijd op. De receptieve media zullen mij nooit zien, of presenteren, zoals ik zou willen dat ze mij zien, of presenteren. Ik moet op dat punt dus ingrijpen.
Ruis? Ruis is allicht te mijden in professionele communicatie. Maar in literatuur, in kunst? Kan kunst zonder ruis?
Receptie, controle, monitoring, management van het eigen talent, dat zijn blijkbaar de nieuwe ordewoorden. Schrijvers zullen cool, doortrapt en mercantiel zijn, of ze zullen niet zijn. Rare jongens, die jonge gasten!
En de uitgever, die leunt vergenoegd achterover, en dut in, bij zoveel ondernemingszin.
© Frans Deschoemaeker
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
2 opmerkingen:
Controleren, ingrijpen: manipuleren? Is de tekst niet meer voldoende? Of hebben ze zelf geen geloof in hun eigen teksten? Tja, geef mij dan maar Pessoa, die me dichterbij (digterbij?) is dan vele 'modernen'
Controleren, ingrijpen: manipuleren? Is de tekst niet meer voldoende? Of hebben ze zelf geen geloof in hun eigen teksten? Tja, geef mij dan maar Pessoa, die me dichterbij (digterbij?) is dan vele 'modernen'
Een reactie posten