Pagina's

zondag 27 juli 2025

De stoel - Willy Brandt

Ik woon in een huis. In een huis horen er meubelen te staan. Dat is ook zo in mijn huis. In de keuken staan er bijvoorbeeld stoelen. Heel gewone stoelen; houten stoelen. Stoelen met door de tijd doorgezakte poten. 
Soms moet ik die poten weer op hun plaats timmeren. Het verleden lijkt voor die stoelen als het ware soms te zwaar om dragen.

Een stoel is een zitplaats. Je kan erop tot rust komen, het is ook een ideaal hulpmiddel om in alle kalmte een maaltijd tot je te nemen.

Dat gebeurt bij mij elke maandag. 
Een doordeweekse maaltijd is het dan niet. Dan komt mijn grote liefde eten. Die dag eet ik zoals het hoort. Geen snelle hap, maar een verzorgde maaltijd. Ook dat dank ik aan mijn lief. Ze is voor mij een aansporing tot zelfzorg.

Samen eten is iets delen; een liefdesgebaar als het ware.

Om twaalf uur is ze er dan. Niet altijd. Soms is het te druk in de B&B waar ze een handje meehelpt. Dan komt ze iets later. Ik zie haar dan haar fiets tegen de gevel van mijn huis plaatsen. Ze blaast van de opwinding. Ja, het was weer druk in de B&B. Het seizoen is er.

Dan zit ze op de stoel rechtover mij. De stoel waar ik anders op plaats neem. Ik wil haar liever niet op die andere stoel zien zitten. Het was de plaats waar mijn vrouw altijd zat. Eerst met een liefdevolle blik in haar ogen. Later werd het een blik vol leegheid, uiteindelijk zelfs vol haat.

Nu zit ik op die stoel. Het is nu mijn stoel geworden. De stoel van het heden. De stoel die zich afkeert van het verleden dat niet altijd een hooglied van vreugde was. Een verleden waarvan ik me eindelijk heb kunnen bevrijden. Een bevrijding die nodig was om een nieuwe start te kunnen nemen.

Mijn lief leerde me dat liefde altijd weer op je pad kan komen. Onverwachts, alsof je plots in je tuin die onverwachte bloem kan vinden waarvan je het bestaan niet meer wist. Dan kijken we in elkaars ogen en weten we dat we van elkaar houden. Niet zo'n klein beetje zelfs.

We beleven die liefde ook met het inzicht waarop volwassen mensen kunnen bogen. De liefde die zegt dat we geen bezit zijn van elkaar. We hebben er trouwens al een heel leven opzitten. We hebben alle twee een partner moeten achterlaten waar we van hielden. Dat is nu eenmaal het leven. Het geeft en neemt. Het heeft ons veel ontnomen, maar vooral heel veel gegeven.

Mijn lief heeft er drie fantastische kinderen en maar liefst tien kleinkinderen aan over gehouden. Ikzelf blijf daarbij sterk in de minderheid. Ik kan daar alleen maar twee kinderen tegenover zetten. Twee zonen die ik in mijn hart met me meedraag, maar waar ik maar heel weinig contact mee heb. De oudste van die twee liefdesbloemen zie ik al ruim zes jaar niet meer.

Sommige mensen hebben wonden waar ze niet mee kunnen leven. Zo is het misschien ook bij die zoon. Ook hij heeft zijn verbittering vorm gegeven. Hij vertaalt het in zoeken naar aardse waarden. Ook hij heeft beslist stoelen in de plaats waar hij leeft. Ook hij zit daarop tijdens zijn maaltijden en kijkt in de ogen van de vrouw waar hij momenteel mee samenleeft. Ook hij leeft volgens waarden. Misschien waarden die de mijne niet zijn, maar waarbij hij ooit beslist heeft dat het die van hem zijn.

Iedereen maakt vrije keuzes. Ik, maar ook hij. De stoel van de haat of de stoel van de liefde, de stoel van het materiële of de stoel van de empathie. Stoelen zijn rare dringen. Ze dragen een gewicht, ze torsen als het ware lief en leed. Ze kreunen soms zelfs onder de druk van het vroegere.

Ook zijn stoelen dragen een verleden. Net als die van mij. Alleen zit er op die stoel rechtover mij een vrouw die geen aardse, maar hogere waarden nastreeft. Ze gaf me de bevestiging dat de weg die ik heb gekozen de juiste is.

Precies daarom hou ik zo erg van haar. Ik steek dat niet onder stoelen of banken. Om het even welke stoelen.

© Willy Brandt


Willy Brandt - de naam is echt géén pseudoniem - is voornamelijk fotograaf. Maar af en toe schrijft hij ook wel 's een gedicht of een flard persoonlijk proza. Dat zal hier in de toekomst af en toe nog wel 's blijken!

foto: © Willy Brandt – 23/3/2025 “Het plaatsen
van stoelen
” @De Snuffel in Brugge








zaterdag 26 juli 2025

Een man is een gat in een landschap - Paul Rigolle

'Junkies op zoek naar woorden'


Danny Decaestecker op 26/07/2005


Uit de Rigolliaanse én Digtherlijke archieven pik ik graag en regelmatig ’s een herinnering op. Vandaag plaats ik hier bij wijze van een hernieuwd IM een foto van Danny Decaestecker die dateert van exact twintig (20!) jaar geleden. Op 26 juli 2005 lazen een aantal dichters, waaronder Hugo Verstraeten, Pieter Verstraeten, Patrick Cornillie en ikzelf, in de 4AD in Diksmuide een aantal sport- en andere gedichten. Danny Decaestecker, zelf ook dichter, medeoprichter van het tijdschrift Digther (waaruit ook deze blog ontstond) en helaas op 3/10/2010 veel te vroeg van ons vandaan gegaan, praatte op zijn eigen onnavolgbare manier de dichters aan elkaar.
Bijgaande foto doet mij even mijmeren en stilstaan... En daarbij ook teruggrijpen naar de mooie herinneringstekst op De Schaal van Digther die Hugo Verstraeten op 11 februari 2011 publiceerde na het overlijden van Danny.

Paul Rigolle)

Die tekst lees je via deze De Schaal van Digther-link:


Ik plaats hem hier ook nog 's:

vrijdag 11 februari 2011

Doorkijk in het mangat
(I.M. van Hugo Verstraeten)

In memoriam Danny Decaestecker
(Diksmuide 6 juni 1958 - Beerst 3 oktober 2010)

Een man is een gat in een landschap. Het doet me denken aan het silhouet van Hugo Claus op de markt in Watou. Een uitsparing in staal of beton. De man zelf een doorkijk naar wat achter het afgebeelde ligt. Het niets dat door de aflijning van het beeld even wordt onderbroken: figuur die het tijdelijke afbakent. Zo wandelde Danny Decaestecker tien jaar geleden mijn leven binnen. Omlijnde afwezigheid. Rokersstem, woorden kwamen altijd wat moeilijk. Kon spreken door heel lang te zwijgen. Bij vele projecten de achtergrond zelve. Tot hij op een herfstige nacht in oktober 2010 zelf in die achtergrond verdween. Dwarsligger. Lag altijd dwars. 

Compromisloos, al denk ik dat het compromisloze minder met ideologie te maken had dan met de nooit stillende conflicten in de verste uithoeken van zijn persoon. Anti – bourgeois. Anti – alles wat met macht te maken had. Dichter. Theaterman. Schrijver. Organisator. Initiatiefnemer. Vakbondsman. Vader. Vriend. Relschopper. Politiek woelwater. Als politiek activist botste hij bijwijlen tegen het ‘Peter – principle’ aan: bereikte daar de grens van wat goed voor hem was. Kon ook daar geen compromissen sluiten en laat dat nu net de regel zijn binnen dit spel om de macht.

 Herinneringen bestaan uit onvolledige verhalen. Fragmenten die uit een groter geheel zijn gehaald. Zoals op een koude winternacht na een DIGTHERvoorstelling ergens in de barre leegte van onwezenlijke polders. De afwezigen afweziger dan ooit. We keken bij elkaar de ontgoocheling weg. Zetten samenzweerderig de kragen van onze jassen rechtop en verdwenen, ieder in zijn eigen nacht die vol twijfel en zelfspraak stak. We sterkten ons aan de bezwering dat hoe kleiner ons publiek, des te groter ons gelijk moest zijn. We bleven met onze pen in papier kerven. Junkies op zoek naar woorden. Zelfspot. Hij liet er zich graag op betrappen. Misschien is dit wel beschaving: zich in te zetten voor iets waarvan men zelf de relativiteit inziet.

Leven was een spel dat in alle ernst diende gespeeld. Daarom weet ik nog altijd niet of zijn lief in Frankrijk ook werkelijk bestond. Of onderstaand fragment van zijn hand is of niet. Hij liet er het raden naar. Het tekent in elk geval het soort poëzie waar hij van hield: kort, spits, vondig. Ik citeer uit het hoofd:

Er lag vanmorgen
een gedicht op het gras.
Het rijmde.

Ach Danny, ik weet wel: we wenen meestal om onszelf. Met niet eens de troost van tranen. Er zijn mensen die je veel beter kenden dan ik. We waren beiden verschillend. Luisterden naar verschillende stemmen in ons hoofd. Jij met je realiteitszin de werkelijkheid aftastend. Ik met dat hoofd in de wolken. Een man is een gat in een landschap. Wat nam je mee in dat gat? Wat woorden. Veel zwijgen. Wat stenen om onze eigen ruiten in te gooien, wat schouderophalen. Een huis om in te wonen? Een raam om door te kijken? Alles beklijft. Niets gaat over. Het is je kern die in ons achterblijft.

Verschenen in Digther 2010-Jrg 11/3-4 – Rubriek Rencontres

vrijdag 25 juli 2025

Ongerijmd - Miel Vanstreels

Ongerijmd

God, Jahweh en Allah 
maken er zwijgend
een potje van
in hun Naam
blijft er eeuwig
bloed vloeien
staat het zo
in de Bijbel, de Thora
en de Koran?


Miel Vanstreels




 

woensdag 23 juli 2025

Mijn twaalf geliefde Ruisaards - Hendrik Carette

Mijn twaalf geliefde Ruisaards 

De boekenboom van Johan Six met al die half verscheurde
half vergane of vernietigde boeken en encyclopedieën.
De wonderboom die zeer giftig is voor de mens en het paard.
De olm voor de uilen die daar schuilen.
De ahorn die huilt zoals in het Duitse woord Ahorn.
De berk met het berkensap en de zilverwitte stam
voor een berkenkruisje bij het graf van een oud Oostfronter.   
De kersenboom (Prunus cerasus) die doet denken
aan de kersentuin van de elitaire Tsjechov in Rusland.
De Japanse esdoorn omdat een Japanse tuin niet zonder kan.
De magnolia omdat die zo mooi in bloei kan staan.
De peppel zoals in een gedicht van de verheven dichter Leopold.  De dennenboom voor onze besneeuwde kerstdagen
in het zuiden van Tirol.   
Een treurwilg (un saule pleureur) met dat groengeel gebladerte
zoals in Brugge aan het Minnewater
en de sequoia omdat die hoog naar de Californische hemel reikt. 

© Hendrik Carette  


Hendrik Carette - © Foto: Bert Bevers






dinsdag 22 juli 2025

In vrede rusten? - Jef Boden

Een poëtische beschouwing van Jef Boden.

Over verwenste gedichten en verbannen dichters
 in Oekraïne en elders.

Rusten  in vrede? In alle stilte? Is dat werkelijk een belofte voor na de dood? Wat wanneer een ingrijpende versie van de hel vooraf al je deel was? Aan verwenste gedichten of verbannen dichters wordt na de dood weinig balsem verspild. Zelfs een graf biedt geen garantie. Van Isaac Rosenberg tot Vasyl Stus: telkens anders en toch….

Dmytro Stus beschrijft hoe hij, 23 jaar jong, het lichaam van zijn vader dat begraven ligt bij het beruchte Sovjet-strafkamp Perm-36 naar Kyiv overbrengt. Na de val van de muur en het verkruimelen van het vermolmde Sovjetsysteem laten enkele families van dissidenten er geen gras over groeien. De oude administratie probeert nog even dwars te liggen maar vergezeld van een documentaire filmploeg en met vele attesten in de hand brengen ze de lichamen van Vasyl Stus, dichter Yuriy Lytvyn en leraar-dissident Oleksa Tykhy naar de Baikove begraafplaats.

Of ze dan al vermoedden dat het slechts enkele jaren zal duren vooraleer ene Poetin macht en kampen in “ere” zou herstellen? Aanvankelijk werden de kampen, met administratie, in navolging van het SS-voorbeeld, opgeruimd. Bijzonder is dat net Perm-36, een van de beruchtste, nog werd ingericht als museum om te getuigen van de voorbije terreur.

In Kyiv is er in een kerk een afscheidsviering. Dan gaat het gezelschap, met de kisten, in een bus op pad. Onderweg houden ze halt bij het monument van dichter des vaderlands Taras Chevtchenko. Uit eerbied en erkenning dragen ze de kisten driemaal rond het standbeeld om die vervolgens op hun schouders naar de begraafplaats te brengen. Was het in Perm, boven de Oeral en richting Siberië een dag vroeger slechts enkele graden onder nul, in Kyiv vroor het die dag meer dan 20 graden. Toch waren er enkele tienduizenden Oekraïeners aanwezig. Hallucinant hoe Dmytro die tocht beschrijft, hoe hij vertelt hoe zijn vader van een anoniem graf met bordje “9” naar een respectvolle plaats reist, waar de massa roept dat de grafdelvers voldoende werk geleverd hebben. In die vrieskou zullen ze allen een handvol aarde werpen om het graf te dichten.

Je naam op een graf is niet altijd vanzelfsprekend. Vraag het aan Isaac Rosenberg, een niet zo vaak geciteerde War Poet. Hij stierf wellicht iets te vroeg om een vaste vermelding naast Wilfred Owen of Siegfried Sassoon te veroveren. Even een gedicht dat – gelukkig voor ons – het thuisfront bereikte.

Luizenjacht

Naakt zijn ze – meerstemmig schreeuwen ze
Glimmend, grimmig , dreigend. Grijnzende duivelstronies
En razende ledematen
Wentelen vlammend over de vloer,
Om een hemd vol krioelend ongedierte
Die soldaat schreeuwde het uit
Met vloeken
Waarvoor iedere god zou verschrompelen, maar niet de luizen.
En snel werd het hemd verlicht
Boven de kaars die hij had aangestoken terwijl wij daar lagen.
Dan sprongen we allen op, stripten
Om te jagen op het smerige gebroed.
Als in een duivelse pantomime
Werd de plaats snel een razernij.
Zie die happende silhouetten,
Zie die grijpende schaduwen
Te midden  van de vechtende armen op de muur.
Zie de reusachtige verkrampte vingers
Graaien in grootse lijven
Om dat extreme kleine te vermorzelen.
Zie hoe die vrolijke leden zich in het hete Hoogland gooien
Omdat zo’n tovenaarsvenijn
Heerlijk vanuit de stilte feest
Terwijl onze oren haast gesust waren
Door de duistere klanken
Van de trompet van de Slaap.

© Isaac Rosenberg
© Vertaling Jef Boden

Isaac wordt op 25 november 1890 in Bristol geboren in een Litouws-joods vluchtelingengezin. Ze verhuizen naar Stepney, een arme wijk in London, waar de jongen tot zijn 14 school loopt. Zijn leercontract als etser en zijn tekeningen openen de deuren van een avondopleiding aan een kunstacademie. Zijn interesse voor beeld en poëzie groeit. In juni 1914 trekt hij naar Zuid-Afrika in de hoop in een warmer klimaat zijn chronische bronchitis onder controle te krijgen. Wanneer de oorlog losbarst is “On receiving News of the War” zijn eerder kritische poëtische reactie binnen een golf van patriottische gedichten. In 1915 keert hij naar Engeland terug en wanneer het hem niet lukt een job te vinden meldt hij zich bij het leger. In 1916 belandt hij aan de Somme. Alles eindigt voor hem en tien van zijn makkers wanneer op 1 april 1918 een granaat in  hun midden ontploft. Ze worden in een gemeenschappelijk graf begraven. In 1926 worden de ongeïdentificeerde lichamen opgegraven en herbegraven. Onder zijn naam “Artist and Poet”, erboven “Buried near this spot”.

Een anoniem of een gemeenschappelijk graf hoeft dat niet altijd te blijven. Neem Volodymyr K Vakulenko.  Neem de zorg om je zoon en je bekende sympathie voor je Oekraïense moedertaal. Wat als de Russische bezetter dan aan je voordeur staat en die in de weegschaal werpt? Volodymyr Vakulenko voegt die K niet toevallig aan zijn naam toe. Het initiaal staat voor Kapytolivka, zijn geboortedorp; waar hij in een rustig wit huisje woont en zijn gedichten en kinderboeken schrijft.

Is het door verraad, een uitgesproken tip, dat hij op 22 maart 2022 wordt opgepakt terwijl zijn huis tijdens een huiszoeking overhoop wordt gehaald? Een dag later mag hij naar huis. Voelt hij dan dat het onheil nog steeds boven zijn hoofd hangt? Zijn oorlogsdagboek begraaft hij onder de kersenboom in zijn tuin. Alleen zijn vader weet ervan. Zelf verdwijnt Volodymyr op 24 maart voor een tweede maal. “Vandaag of morgen komt hij wel terug,” deelt een soldaat mee. 6 maanden later, na de bevrijding van Izium, worden uit massagraf 319 een aantal lichamen gehaald waartussen door een foto en DNA-onderzoek zijn lichaam wordt geïdentificeerd. Hij krijgt een persoonlijk graf in Charkiv.

Schrijfster Victoria Amelina weet met behulp van de vader het dagboek terug te vinden. In de heropgeknapte dorpsbibliotheek wordt Volodymyr herdacht. Victoria Amelina blijft zich inzetten om verhalen van omgekomen auteurs te verzamelen. Zij vervoegt die lijst wanneer een gerichte raket in de zomer van 2023 in Kramatorsk inslaat in een restaurant waar ze met collega’s samen is.

In het tweede deel van zijn oorlogskronieken noemt Andrej Koerkov het net geen ongewilde vooruitziendheid dat Vasyl Stus niet in Donetsk maar in Kyiv herbegraven is. Het bas-reliëf waarmee hij in de universiteit van Donetsk werd herdacht is reeds in 2014 door separatisten vernield.  Welk lot zou een graf getroffen hebben? Eenzelfde bedenking bij Taras Chevtchenko. Na 10 jaar dwangarbeid werd hij begraven in Sint-Petersburg. 58 dagen later werd zijn lichaam overgebracht naar Kyiv. Vervolgens is hij per boot over de Dnjepr naar Kaniv gebracht. Daar rust hij nog steeds.

Naast een oorlog kunnen je poëzie en je vrijheidsdenken je naar de eeuwigheid loodsen. Om te rusten in vrede?

© Jef Boden

Andrej Koerkov: Onze dagelijkse oorlog, Balans, ISBN 978 9463 8235 31
Dmytro Stus: Vasyl Stus. Life in creativity, ISBN 978 3838 2163 17

 






 

maandag 21 juli 2025

Na het concert - een Haiku van Herwig Verleyen


Na het concert klapt
de krekel zijn vleugels dicht - 
als een vioolkist







zondag 20 juli 2025

Neergeworpen - over 'Variaties op aanwezigheid' van Eva Meijer

Recensie: Daniël Franck

Eva Meijer is filosoof, beeldend kunstenaar, schrijver en singer-songwriter. Hen schrijft romans, essays, poëzie en academische filosofie, werd al tweemaal genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en hun werk is succesvol vertaald in meer dan twintig talen. Na hun poëziedebuut ‘Het witste woord’ uit 2023 komt hen al vrij snel met een nieuwe bundel en dat is toch wel een bijzondere.

'Variaties op aanwezigheid’ telt 45 gedichten of beter variaties, uitgestrekt over 108 bladzijden. De gedichten variëren in lengte van drie woorden tot vier bladzijden. Meijer presenteert hier vooral prozagedichten, maar met een onmiskenbare poëtische toets.

De rode draad is echter herhaling. Veel herhaling.

Uitgangspunt van de bundel is een lyrisch ik dat lijdend aan long covid voor het raam op de bank zit of ligt en daarbij observeert, mijmert en filosofeert. Wie een lang ziektebed ondergaat, verliest vat op tijd en werkelijkheid en dat is hier niet anders.

De bundel opent met deze versregels:

Ik zit op de bank en

Ik zit op de bank en kijk uit het raam. In de top van de wilg

spelen vier eksters. Ik zie ze elke dag.

De eksters

Ik zit op de bank en kijk uit het raam. Het licht glijdt door mijn

ogen mijn hersenen in en richt schade aan.

Het licht

herhaalt zich.

Schrik niet, want deze regels zul je nog vaak herlezen naarmate je vordert in de bundel. Ook andere flarden tekst komen terug, soms in een andere context, soms ingekort of net uitgebreid. Zo loop je voortdurend tegen herkenning aan. Door die veelvuldige herhalingen worden schakering en context extra belangrijk. Uiteindelijk worden in enkele gedichten de letters zelfs gewoon vervangen door kruisjes en ja hoor, je hebt inmiddels zo vaak de herhaling ondergaan dat je ze toch bijna feilloos kunt invullen en het gedicht kunt lezen alsof het gewoon stond uitgeschreven.

De taal is eenvoudig, maar vooral zoekend en aftastend. Hierin vallen zieke en taal samen. Want je zit ziek vast in huis en wat gebeurt er dan? Je bedenkt dat je je tijd hebt verdaan (“ik heb tijd verloren, eerder, zonder dat ik het wist, ik wist niet hoe belangrijk praten was en lopen”), beschouwt jezelf (“Ik blijk een ding te zijn, half bank, half oog.”), zoekt in je herinneringen (“Alles herhaalt zich. Het raam. De wilg. Het wachten. Met het wachten de herinneringen. Beelden uit een andere tijd.”), je voelt jezelf muteren (“Eerst was ik ook een dier, nu ben ik een plant.”), je verliest alle besef van tijd (“De nacht en dag lopen in elkaar over. Alsof ze in een potje zijn gestopt en door elkaar geschud en weer losgelaten. Hun kleuren lopen door elkaar, in vlekken en strepen.”) of je wordt het gewoon beu (“Ik lig op de bank en ik denk aan de dood. De gedachte aan de dood is een van de weinige gedachten die troost geeft. Ik hoef dit niet voor altijd te verdragen. Ik kan ermee stoppen. Montaigne schrijft dat zelfmoord geoorloofd is als het alternatief erger is. Ik ben dat met hem eens.”) en – uiteraard – je filosofeert (“Ik begrijp nu dat een grasspriet net zoveel over het leven weet als ik. Bewegen en landen zien, boeken lezen, lichamen aanraken is maar een soort kennis.”). 

Tussendoor zijn er momenten van inzicht en/of kracht (“Ik ben geen dier in gevangenschap. Ik heb het internet en de bank en Doris en het uitzicht, de eksters. Ik ben geen ekster maar ik kan de eksters zien. En ik heb de woorden. Ik heb niet genoeg woorden maar ik heb woorden.”) Doris is overigens de hond. Naast haar komt alleen M. nog aan bod, een vriendin die over de telefoon kan worden gesproken. Uitzonderlijk verlaat de ik-figuur het huis om rond een vijvertje te schuifelen en uitgerekend daar treft zij een zieke eend aan. Ziedaar, niets beweegt behalve de herhaling. Stilstand en minieme variatie.

De gedichten lijken gaandeweg wel mantra’s te worden. Als lezer word je bewegingloos, attent voor je omgeving en vind je hier een aparte vorm van rustgeving. Al die herhalingen vormen een noodzaak. Ze creëren een opening in het bestaan waar andere wetten gelden. Hier kan immers geen sprake zijn van doelgerichtheid, laat staan van eindes. Er is alleen dat voortdurend in volle openheid herbeginnen. En waartoe leidt dat dan deze keer? In het geringste perspectief landen we in een status quo, maar vaker zijn er nuances. Voortschrijdend doorheen deze bundel betrap je er jezelf op dat je daar toch wel je focus op richt. Het is net spannend om opmerkzaam te worden voor de veranderingen, verschuivingen, bewegingen heen en weer.

De taal blijft bij dat alles natuurlijk en is bij uitstek prozaïsch. Sommige variaties zijn ook gewoon prozagedichten. Het poëtische zit vooral in de beelden die worden opgeroepen:

Na afloop hou ik M.’s woorden lang in mijn handen. Ik aai ze, leg ze op mijn borst als ik weer naar buiten kijk. Het zijn zachte kleine dieren.

En altijd zijn er de eksters die het ik naar de buitenwereld leiden:

De eksters spelen, dat denk ik tenminste, ze maken

vierkantjes, ruilen van tak van tak. Neer, zij, op, zij.

Het spel van de eksters herinnert aan het befaamde gedicht ‘Spleen’ met de bekende regels “Ik wou dat ik twee hondjes was / dan konden we samen spelen” (bekend van Godfried Bomans, maar eigenlijk een ouder thema). Ook daar zit iemand voor het raam zich duchtig te vervelen. Het is knap daar in vier korte regels verslag van te doen maar toch nog heel wat anders dat in 45 variaties te doen die blijven boeien.

Los van het beeld van de zieke die achter het raam steeds naar hetzelfde beeld zit te staren, kun je jezelf de bedenking maken of dit uiteindelijk niet ons aller situatie is. Kijken ook wij niet altijd tegen dezelfde omgeving aan? Dezelfde tijd, dezelfde ruimte? Zelfs als je een wereldreis maakt, ontkom je niet aan de terugkeer en de herkenning. En dan zijn ze weer daar: de bank voor het raam, de eksters in de tuin, de gedachten waaraan niet valt te ontsnappen. Dit is een existentialistische bundel. Ieder van ons is ergens neergeworpen, kan zich wat rondom bewegen en daar eindigt het mee. Maar goed, uiteindelijk hebben de gezonden onder ons nog wel de mogelijkheid uit te breken. Denken we tenminste. Misschien is deze bundel wel net een oproep om iets met ons leven te doen, niet af te wachten, niet te gebiologeerd te raken door de eksters, toch eens de bank te verplaatsen.

‘Variaties op aanwezigheid’ van Eva Meijer zorgt voor een bijzondere leeservaring. Lees deze bundel a.u.b. van a tot z en ga er niet in grasduinen. 45 variaties, 108 pagina’s vol herhalingen, het is lang, maar die lengte is van essentieel belang.

Recensie:

© Daniël Franck
 

Eva Meijer, Variaties op aanwezigheid. 2025. Uitgeverij HetMoet. 

ISBN 
9789083455952

Thuissite Eva Meijer

Uitgeverij HetMoet

 

 

 

 

 

 


zondag 13 juli 2025

Zoek - Philippe Cailliau

 Aangetroffen gedichten in het straatbeeld

(en overal elders in de wereld) (32)



Zoek

Als je een levenslang 
bezweren zoekt in hem,
verlangens in de lengte
en betekenissen in de 
breedte, zoek dan niet
verder.

Kijk noch in kreupelhout
of bos, noch in een winkelstraat 
of op een festival. Zoek
niet, het is er niet. Hoewel.
Zoals het nooit geworden 
is, zo was het ooit.
Zo spoorloos ook.

De zin is zoek.
Er is de pijn. In oog, aan
hand of voet, in stem.



Aangetroffen: thv de dichter


zaterdag 12 juli 2025

strijklicht - Hilde Devoghel

strijklicht


het is vandaag druk in de dode hoek van ons hoofd
er wordt gefeest, gedanst
zowaar gezongen door verre voorouders 
in een samenloop van stemmen die alleen wij 

stiekem genieten we wel van hun bravoure 
we tiptenen door het huis om hen niet te storen 
in hun uitspatting ligt zoveel intimiteit verscholen 
die alleen wij 

blijft de vraag wat we morgen doen
laten we onze doden halsstarrig vieren
tot hun oude liedjes opgetogen indikken
in de kruispunten van ons brein
of trekken we hen naar het strijklicht toe
waar niet alleen wij 

© Hilde Devoghel


Uit haar biografie:
'Een mens denkt elke dag een zee van 50.000 gedachten.’  Hilde Devoghel (1961) duikt in die gedachten en schrijft zich een universum waarin plaats is voor liefde, gemis, wetenschap en levenslessen (ook die voor een dichter).

Begin 2023 publiceerde ze de gedichtenbundel 'Meestal zijn we aardig' bij uitgeverij Pelckmans. Meer info over deze gedichtenbundel op de site van de auteur.