In Brugge is maandagnacht Fernand Bonneure (94) overleden. Bonneure was als uitgever en dichter-schrijver een man van vele literaire oorlogen. Zij die hem hebben
gekend bewaren hem in het geheugen als een gedreven literatuurkenner en een aimabel en luimig man met een scherp literair en plastisch inzicht. Van 1954 tot 1983 werkte hij als uitgever, eerst bij Desclée de Brouwer, en daarna beheerde hij het literair fonds bij Orion in Brugge en bij Orbis/Orion in Antwerpen. Als schrijver was hij vooral bekend van een aantal dichtbundels en enkele prozaboeken. Zijn bekendste boek 'De kardinaal komt niet', een verhalenbundel die al dateert uit het jaar 1968, doorstaat ook nu nog de leesbaarheidproef. Fernand Bonneure was in 1960 medestichter van de VWS (Vereniging van West-Vlaamse schrijvers). Van 1984 tot 2007 was hij voorzitter van de vereniging en bleef tot op de datum van zijn overlijden erg actief als bestuurslid. Zijn leven lang was Fernand Bonneure ook bijzonder begaan met het literaire en culturele leven in Brugge, de stad waar hij geboren en getogen was.
Zaterdag 30/9/2017 e.k. wordt om 10:30 u in de Brugse Sint-Salvatorskathedraal na een lang en rijk creatief leven van Fernand afscheid
genomen. De voltallige Digther-redactie biedt familie en vrienden hun diepste blijken van deelneming aan.
Overlijdensbericht VRT-Nieuws
Bericht bij Knack-KW
Pagina's
▼
woensdag 27 september 2017
zaterdag 23 september 2017
Poëziewedstrijd 'Dichter uit de Schaduw'
Op 25/11/2017 staat in het Theater De Schaduw in Ardooie een nieuwe editie van het fijne poëtische festivalletje “Literaire Living” op het programma. Zo te zien wordt ook de nieuwe aflevering
een Absolute Aanrader! Ook nu weer is aan "Literaire Living" een poëziewedstrijd gekoppeld. De winnaar deelt op 25/11/2017 mee het podium met niemand minder dan K. Schippers, Mustafa Kör, Laurence Vielle en Charlotte Van den Broeck! Insturen kan zonder schroom nog tot en met 7 oktober 2017!!! Het volledige reglement staat hier.
Meer info:
Literaire Living op Facebook
De Schaduw: Literaire Living
Reglement Poëziewedstrijd(pdf)
Meer info:
Literaire Living op Facebook
De Schaduw: Literaire Living
Reglement Poëziewedstrijd(pdf)
dinsdag 19 september 2017
Over ‘Meervoudig afwezig’ van Ester Naomi Perquin
Recensie Frank Decerf
Het doorbladeren van een dichtbundel heeft iets erotisch. Het is een voorzichtig aftasten voor de kennismaking. Het is het willen kennen, het ontdekken en de raadselachtigheid van wat mogelijk kan bekoren. Vanuit die oefening krijgen we op de achterflap de uitdagende blik van Ester Naomi Perquin die ons vraagt of wij het aandurven om haar boekje open te doen.
De dichteres begint haar zoektocht naar de poëzie met een grote lading woorden, een zware vracht beelden en metaforen, uitgeschreven volzinnen en brede strofen. Waarheen zal dit alles zal leiden? Wie schreef: “ De essentie van poëzie is schrappen, alle overtolligheden streng verbannen, weglaten en simplificeren om zo echte helderheid te bekomen”?
Meervoudig afwezig vangt aan met een inleidend gedicht waarin een professor tevergeefs zijn studenten probeert te boeien. Is dit de metafoor voor de dichteres en haar publiek? Het gedicht is de aanloop naar de obligate oefening om in de wereld van Perquin binnen te dringen. De bundel telt twee cycli namelijk “De Delen” en “ Het totale”. In een parlandostijl krijgen we vooral prozagedichten die een wandeling maken doorheen een aparte leefwereld. De meeste titels geven niet veel weg. Door hun mysterie trekken ze aan en stuwen de lezer vooruit. Perquin schuwt het engagement niet.
HOE HET WAS
De soldaten aan de overzijde waren gek. Ze openen hun borstkas
en borgen onze kogels erin op. Ze openden hun schedels
en hun bovenbenen. Ze legden onze stroppen
om hun nek en gingen eraan hangen.
En wij ? We hielden stand maar wonnen geen terrein. We trokken
aan weerszijden van elk mens, we trokken aan weerzijden
van de grens. Die werd steeds langer;
een oneindig dunne draad.
We hingen er sokken aan te drogen. Vergeefs geschreven brieven
vol leugens, liefdes in code. We wisten toen al dat we
nooit meer terug – de soldaten aan de overzijde
lagen op hun rug. Ze speelden voor ons,
heel overtuigend, de doden.
Perquin drijft de spanning geleidelijk op tot een verrassende wending die gratificerend werkt. Ze creëert een universum waarin surrealisme een duit in het zakje doet. Ze zet werelden op hun kop, speelt met de geordende chronologie en schept een nieuwe vanzelfsprekendheid, ze verrijkt aldus het alledaagse. Hier en daar zorgt humor voor een kwinkslag en behoudt zodoende de luchtigheid en de leesbaarheid. De wereld van Perquin is een positieve zone; een plaats om te blijven glimlachen. Bij haar geen zwaarmoedigheid. Hier en daar krijgen nostalgische flashbacks een heel originele invalshoek. Haar relatie tot god reduceert ze tot de respectvolle essentie waar zeker plaats is voor gezonde spot.
© Frank Decerf
Meervoudig afwezig, Ester Naomi Perquin, Uitgeverij Van Oorschot Amsterdam, 2017, 9789028261631
Het doorbladeren van een dichtbundel heeft iets erotisch. Het is een voorzichtig aftasten voor de kennismaking. Het is het willen kennen, het ontdekken en de raadselachtigheid van wat mogelijk kan bekoren. Vanuit die oefening krijgen we op de achterflap de uitdagende blik van Ester Naomi Perquin die ons vraagt of wij het aandurven om haar boekje open te doen.
De dichteres begint haar zoektocht naar de poëzie met een grote lading woorden, een zware vracht beelden en metaforen, uitgeschreven volzinnen en brede strofen. Waarheen zal dit alles zal leiden? Wie schreef: “ De essentie van poëzie is schrappen, alle overtolligheden streng verbannen, weglaten en simplificeren om zo echte helderheid te bekomen”?
Meervoudig afwezig vangt aan met een inleidend gedicht waarin een professor tevergeefs zijn studenten probeert te boeien. Is dit de metafoor voor de dichteres en haar publiek? Het gedicht is de aanloop naar de obligate oefening om in de wereld van Perquin binnen te dringen. De bundel telt twee cycli namelijk “De Delen” en “ Het totale”. In een parlandostijl krijgen we vooral prozagedichten die een wandeling maken doorheen een aparte leefwereld. De meeste titels geven niet veel weg. Door hun mysterie trekken ze aan en stuwen de lezer vooruit. Perquin schuwt het engagement niet.
HOE HET WAS
De soldaten aan de overzijde waren gek. Ze openen hun borstkas
en borgen onze kogels erin op. Ze openden hun schedels
en hun bovenbenen. Ze legden onze stroppen
om hun nek en gingen eraan hangen.
En wij ? We hielden stand maar wonnen geen terrein. We trokken
aan weerszijden van elk mens, we trokken aan weerzijden
van de grens. Die werd steeds langer;
een oneindig dunne draad.
We hingen er sokken aan te drogen. Vergeefs geschreven brieven
vol leugens, liefdes in code. We wisten toen al dat we
nooit meer terug – de soldaten aan de overzijde
lagen op hun rug. Ze speelden voor ons,
heel overtuigend, de doden.
Perquin drijft de spanning geleidelijk op tot een verrassende wending die gratificerend werkt. Ze creëert een universum waarin surrealisme een duit in het zakje doet. Ze zet werelden op hun kop, speelt met de geordende chronologie en schept een nieuwe vanzelfsprekendheid, ze verrijkt aldus het alledaagse. Hier en daar zorgt humor voor een kwinkslag en behoudt zodoende de luchtigheid en de leesbaarheid. De wereld van Perquin is een positieve zone; een plaats om te blijven glimlachen. Bij haar geen zwaarmoedigheid. Hier en daar krijgen nostalgische flashbacks een heel originele invalshoek. Haar relatie tot god reduceert ze tot de respectvolle essentie waar zeker plaats is voor gezonde spot.
© Frank Decerf
Meervoudig afwezig, Ester Naomi Perquin, Uitgeverij Van Oorschot Amsterdam, 2017, 9789028261631
maandag 18 september 2017
Digther in Diksmuide - de foto
Gisteren, zondag 17/9/2017 las de redactie van 'de Schaal van Digther' gedichten in Diksmuide. Twee mooie locaties werden ons deel:
de Kapel van het Begijnhof en het Stadhuis. Mooi om ze op een autoloze zondagnamiddag met enkele uitgelezen gedichten te larderen! Herlinda Vekemans en Frédérik Leroy konden er wegens onvoorziene omstandigheden niet bij zijn maar ook van hen werden enkele gedichten gelezen. Op de foto van links naar rechts Paul Rigolle, Diana Freys, Hugo Verstraeten, Alain Delmotte en Frank Decerf.
"Digther in Diksmuide" - Zo 17/9/2017 - vlnr Paul Rigolle, Diana Freys, Hugo Verstraeten, Alain Delmotte en Frank Decerf. |
zaterdag 16 september 2017
Vermoeden van licht (2) - Richard Foqué
Vier gedichten uit 'Vermoeden van Licht'
(De bundel bestaat uit 4 cycli van telkens 12 gedichten: 1. De verloren tijd, 2. De instortende tijd, 3. De zoekende tijd, 4. De herwonnen tijd)
1. De verloren tijd
1.6
De zomer die niet was
die nooit wou komen
die verloren was.
Wind die rozen knakt
aan bomen fruit dat rot
ziek gezwollen in de schil
kansloos voor de maden valt.
Je hoort de daken kraken
het schuiven van de grond
en rondom water
dat van de heuvels tolt.
Je wilt dit huis bewaren
de rozen in de knop
het fruit voor later
als de winter najaar wordt.
1.12
Want veel is eenzaam
in meervoud.
De ongestelde vragen
De ongestelde vragen
die het leven snijden
te jong om het te dragen.
Wat was wat is
niemand zal het bergen
bewaren voor wat komt
voor dat ongeboren kind.
Weg zal het waaien
het stof op de boeken
het gruis in de haard
de kruimels in de keuken.
Alles wordt vertrappeld
waardeloze grond wat blijft.
3. De zoekende tijd
3.4
De vrouw die gaat staat
meet de afstand van binnenuit.
De plaats waar ze is
is de ruimte te veroveren
in elke stap nooit genomen
de belofte besloten
de eerste beweging
als een reeks bewegingen
al gaande te leren.
Daarom gaat zij staande
met schroom
de eeuwen tegemoet
gezichtsloos
de waarheid op zoek.
Weerloos haar begeerte
want op het gelaat
van een vreemde
is de weg geschreven
om van hier te gaan
naar om het even.
3.5
De man die gaat moet gaan
zonder ophouden alleen
want onoverbrugbaar is de
afstand
die zijn gelaat tekent
zijn ogen verbijstert
de armen verlamt.
Zo omarmt hij die eerste stap
die hij ooit trachtte te
nemen
bevroren sinds het begin.
Doelloos negerend
het bevel om ooit stil te
staan
te luisteren
te wachten op haar.
De voorgaande vier gedichten zijn een tweede voorpublicatie uit de bundel “Vermoeden van licht” van Richard Foqué die straks verschijnt bij Uitgeverij P te Leuven. De bundel zal worden voorgesteld op zaterdag 7 oktober 2017 om 20h00 in De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-74, 2000 Antwerpen. De dichter heet alle lezers van de Schaal van dighter van harte welkom.
Een eerste selectie uit het typoscript van de bundel werd door de Schaal van Digther gepubliceerd in de maand maart van dit jaar.
vrijdag 15 september 2017
De langst levende dichter op deze planeet - Nicanor Parra vandaag 103!
We ontvingen geen tegenbericht maar vandaag 15 september 2017 wordt de Chileense dichter Nicanor Parra 103 jaar. Hij moet zowaar op dit ogenblik de langstlevende dichter op deze planeet zijn. We feliciteren hem en wensen hem nog, tja, vele jaren.
Parra is een buitenbeentje. Hij werd beroemd met zijn ‘Gedichten en antigedichten’(1954) – ongetwijfeld Parra’s meesterstuk. Wat hij schrijft noemt hij zelf anti-poëzie. We
moeten dit wel even situeren. Die anti-poëzie mag je niet verwarren met wat Georges Bataille ‘la haine de la poésie’ – ‘de haat van de poëzie’ heeft genoemd. Anti-poëzie, zoals Parra ooit eens schreef, heeft haar bestaan te danken aan de poëzie. De poëzie wordt niet ontkend. Wat bij Bataille wel min of meer het geval is. Anti-poëzie gaat gewoon tegen de gevestigde, canonieke visies op poëzie in. Tenminste van de poëzie uit die jaren. Het werk van Parra kent geen retorische tournures, geen eloquentie. Je zoekt tevergeefs naar metaforen. Je leest dubbelzinnigheden in de plaats van expliciete meerduidigheid (die is uiteraard aanwezig maar die zit heel diep verscholen). Schuttingstaal krijgt er een plaats. Het concreet/visuele krijgt ruimte (o.m. dankzij zijn reeks ‘Artefactos’). We krijgen een provocatieve en anarchistische tekstuele mix aangeboden. Hij is de tegenpool van die andere grote Chileense dichter: Pablo Neruda. Beiden respecteerden elkaar. Al lagen ze ideologisch mijlenver van elkaar af: ze waren artistieke rivalen geen vijanden.
Opmerkelijke vaststelling: Parra is een van de eerste dichters geweest die thematisch het ecologische een bewuste plaats in zijn werk gaf.
Van Parra is er bij mijn weten slechts één vertaling in boekvorm verschenen. In 1972 was dat, een vertaling van Bertus Dijk. Ik heb het over boeken, niet over tijdschriftenpublicaties: ik weet dat K. Michel ooit enkele vertalingen publiceerde in het tijdschrift ‘Terras’, eind jaren negentig.
Hieronder een van zijn bekendste gedicht in vertaling van Dijk.
MONOLOOG VAN DE ENKELING
Ik ben de Enkeling.
Eerst woonde ik in een rots
(Daarin kraste ik enkel figuren).
Daarna zocht ik een beter geschikte plek.
Ik ben de Enkeling.
Eerst moest ik mij voedsel verschaffen,
Vis, vogels, brandhout zoeken,
(Later zou ik mij wel met andere dingen bezighouden).
Ik moest een vuur maken,
Hout, hout, waar kon ik hout vinden,
Wat hout om vuur te maken.
Ik ben de Enkeling.
Tezelfdertijd stelde ik mij vragen.
Ik ging naar een afgrond vol lucht;
Een stem antwoordde mij:
Ik ben de Enkeling.
Daarna probeerde ik mij te verplaatsen naar een andere rots,
Ook hierin kraste ik figuren,
Ik tekende een rivier, buffels,
Ik ben de Enkeling.
Maar ik kreeg genoeg van de dingen die ik deed,
Het vuur ging mij vervelen,
Ik ben de Enkeling.
Ik daalde af naar een dal bevloeid door een rivier,
Daar vond ik wat ik nodig had,
Ik vond er een wild volk,
Een stam,
Ik ben de Enkeling.
Ik zag dat zij daar sommige dingen maakten,
Dat zij figuren krasten in de rotsen,
Vuur maakten, ook zij maakten vuur!
Ik ben de Enkeling
Ze vroegen mij waar ik vandaan kwam.
Ik antwoordde dat ik geen vastomlijnde plannen had,
Ik antwoordde ginds vandaan.
Goed.
Daarna pakte ik een brok steen dat ik gevonden had in een rivier
En begon het te bewerken,
Ik begon het te polijsten,
En maakte het tot een deel van mijn eigen leven.
Maar dat zou een te lang verhaal worden.
Ik hakte een paar bomen om te varen.
Ik zocht naar vis,
Ik zocht verschillende dingen,
(Ik ben de Enkeling).
Totdat ik mij opnieuw begon te vervelen.
Stormen, donderslagen, bliksemstralen
Gaan vervelen.
Ik ben de Enkeling.
Goed. Ik begon een beetje te denken,
Domme vragen kwamen in mij op,
Valse problemen.
Daarna begon ik door de bossen te zwerven.
Ik kwam bij een boom en bij een andere boom,
Ik kwam aan een bron
Bij een hol waar ik een nest ratten zag:
Ik ben het, zei ik toen.
Hebben jullie hier een stam gezien,
Een wild volk dat vuur maakt?
Aldus verplaatste ik mij naar het westen
Vergezeld door anderen,
Of alleen.
Om te zien is geloof nodig, zei men mij,
Ik ben de Enkeling. Vormen zag ik in de duisternis,
Wolken misschien,
Misschien zag ik wolken, zag ik bliksemflitsen,
Ondertussen waren er verscheidene dagen verstreken,
Ik had het gevoel te sterven;
Ik vond enkele machines uit,
Ik construeerde horloges,
Wapens, voertuigen.
Ik ben de Enkeling.
Ik had nauwelijks tijd om mijn doden te begraven,
Ik had nauwelijks tijd om te zaaien,
Ik ben de Enkeling.
Jaren later bedacht ik enkele dingen,
Enkele vormen.
Ik trok de grenzen over
En bleef steken in een soort nis,
In een boot die veertig dagen,
Veertig nachten voer,
Ik ben de Enkeling.
Daarna kwamen er enkele perioden van langdurige droogte,
Daarna kwamen enkele oorlogen,
Gekleurde lieden vielen het dal binnen,
Maar ik moest mijn weg vervolgen,
Ik moest produceren.
Ik produceerde wetenschap, onwrikbare waarheden,
Ik produceerde Tanagra’s.
Ik publiceerde boeken van duizenden bladzijden,
Mijn gezicht zwol op,
Ik construeerde een fonograaf,
De naaimachine,
De eerste auto’s begonnen te verschijnen.
Ik ben de Enkeling.
Iemand maakte een indeling van de planeten.
Iemand maakte een indeling van de bomen!
Maar ik ontwierp werktuigen,
Meubels, schrijfbenodigdheden,
Ik ben de Enkeling.
Later legde ik mij meer toe op reizen,
Op leren, op het leren van talen,
Talen.
Ik ben de Enkeling.
Ik keek door een sleutelgat,
Ja, ik keek, zoals ik zeg, ik keek
Om een eind aan mijn twijfel te maken
Keek ik achter enkele gordijnen,
Ik ben de Enkeling.
Goed.
Misschien is het beter dat ik terugkeer naar dat dal,
Naar die rots die mij tot woonplaats diende,
En dat ik opnieuw begin te krassen
De wereld achterstevoren
Maar nee: het zou geen zin hebben.
© Nicanor Parra – vertaling Bertus Dijk uit ‘gedichten en antigedichten’ de bezige bij, 1972, amsterdam
© Alain Delmotte
Parra is een buitenbeentje. Hij werd beroemd met zijn ‘Gedichten en antigedichten’(1954) – ongetwijfeld Parra’s meesterstuk. Wat hij schrijft noemt hij zelf anti-poëzie. We
moeten dit wel even situeren. Die anti-poëzie mag je niet verwarren met wat Georges Bataille ‘la haine de la poésie’ – ‘de haat van de poëzie’ heeft genoemd. Anti-poëzie, zoals Parra ooit eens schreef, heeft haar bestaan te danken aan de poëzie. De poëzie wordt niet ontkend. Wat bij Bataille wel min of meer het geval is. Anti-poëzie gaat gewoon tegen de gevestigde, canonieke visies op poëzie in. Tenminste van de poëzie uit die jaren. Het werk van Parra kent geen retorische tournures, geen eloquentie. Je zoekt tevergeefs naar metaforen. Je leest dubbelzinnigheden in de plaats van expliciete meerduidigheid (die is uiteraard aanwezig maar die zit heel diep verscholen). Schuttingstaal krijgt er een plaats. Het concreet/visuele krijgt ruimte (o.m. dankzij zijn reeks ‘Artefactos’). We krijgen een provocatieve en anarchistische tekstuele mix aangeboden. Hij is de tegenpool van die andere grote Chileense dichter: Pablo Neruda. Beiden respecteerden elkaar. Al lagen ze ideologisch mijlenver van elkaar af: ze waren artistieke rivalen geen vijanden.
Opmerkelijke vaststelling: Parra is een van de eerste dichters geweest die thematisch het ecologische een bewuste plaats in zijn werk gaf.
Van Parra is er bij mijn weten slechts één vertaling in boekvorm verschenen. In 1972 was dat, een vertaling van Bertus Dijk. Ik heb het over boeken, niet over tijdschriftenpublicaties: ik weet dat K. Michel ooit enkele vertalingen publiceerde in het tijdschrift ‘Terras’, eind jaren negentig.
Hieronder een van zijn bekendste gedicht in vertaling van Dijk.
MONOLOOG VAN DE ENKELING
Ik ben de Enkeling.
Eerst woonde ik in een rots
(Daarin kraste ik enkel figuren).
Daarna zocht ik een beter geschikte plek.
Ik ben de Enkeling.
Eerst moest ik mij voedsel verschaffen,
Vis, vogels, brandhout zoeken,
(Later zou ik mij wel met andere dingen bezighouden).
Ik moest een vuur maken,
Hout, hout, waar kon ik hout vinden,
Wat hout om vuur te maken.
Ik ben de Enkeling.
Tezelfdertijd stelde ik mij vragen.
Ik ging naar een afgrond vol lucht;
Een stem antwoordde mij:
Ik ben de Enkeling.
Daarna probeerde ik mij te verplaatsen naar een andere rots,
Ook hierin kraste ik figuren,
Ik tekende een rivier, buffels,
Ik ben de Enkeling.
Maar ik kreeg genoeg van de dingen die ik deed,
Het vuur ging mij vervelen,
Ik ben de Enkeling.
Ik daalde af naar een dal bevloeid door een rivier,
Daar vond ik wat ik nodig had,
Ik vond er een wild volk,
Een stam,
Ik ben de Enkeling.
Ik zag dat zij daar sommige dingen maakten,
Dat zij figuren krasten in de rotsen,
Vuur maakten, ook zij maakten vuur!
Ik ben de Enkeling
Ze vroegen mij waar ik vandaan kwam.
Ik antwoordde dat ik geen vastomlijnde plannen had,
Ik antwoordde ginds vandaan.
Goed.
Daarna pakte ik een brok steen dat ik gevonden had in een rivier
En begon het te bewerken,
Ik begon het te polijsten,
En maakte het tot een deel van mijn eigen leven.
Maar dat zou een te lang verhaal worden.
Ik hakte een paar bomen om te varen.
Ik zocht naar vis,
Ik zocht verschillende dingen,
(Ik ben de Enkeling).
Totdat ik mij opnieuw begon te vervelen.
Stormen, donderslagen, bliksemstralen
Gaan vervelen.
Ik ben de Enkeling.
Goed. Ik begon een beetje te denken,
Domme vragen kwamen in mij op,
Valse problemen.
Daarna begon ik door de bossen te zwerven.
Ik kwam bij een boom en bij een andere boom,
Ik kwam aan een bron
Bij een hol waar ik een nest ratten zag:
Ik ben het, zei ik toen.
Hebben jullie hier een stam gezien,
Een wild volk dat vuur maakt?
Aldus verplaatste ik mij naar het westen
Vergezeld door anderen,
Of alleen.
Om te zien is geloof nodig, zei men mij,
Ik ben de Enkeling. Vormen zag ik in de duisternis,
Wolken misschien,
Misschien zag ik wolken, zag ik bliksemflitsen,
Ondertussen waren er verscheidene dagen verstreken,
Ik had het gevoel te sterven;
Ik vond enkele machines uit,
Ik construeerde horloges,
Wapens, voertuigen.
Ik ben de Enkeling.
Ik had nauwelijks tijd om mijn doden te begraven,
Ik had nauwelijks tijd om te zaaien,
Ik ben de Enkeling.
Jaren later bedacht ik enkele dingen,
Enkele vormen.
Ik trok de grenzen over
En bleef steken in een soort nis,
In een boot die veertig dagen,
Veertig nachten voer,
Ik ben de Enkeling.
Daarna kwamen er enkele perioden van langdurige droogte,
Daarna kwamen enkele oorlogen,
Gekleurde lieden vielen het dal binnen,
Maar ik moest mijn weg vervolgen,
Ik moest produceren.
Ik produceerde wetenschap, onwrikbare waarheden,
Ik produceerde Tanagra’s.
Ik publiceerde boeken van duizenden bladzijden,
Mijn gezicht zwol op,
Ik construeerde een fonograaf,
De naaimachine,
De eerste auto’s begonnen te verschijnen.
Ik ben de Enkeling.
Iemand maakte een indeling van de planeten.
Iemand maakte een indeling van de bomen!
Maar ik ontwierp werktuigen,
Meubels, schrijfbenodigdheden,
Ik ben de Enkeling.
Later legde ik mij meer toe op reizen,
Op leren, op het leren van talen,
Talen.
Ik ben de Enkeling.
Ik keek door een sleutelgat,
Ja, ik keek, zoals ik zeg, ik keek
Om een eind aan mijn twijfel te maken
Keek ik achter enkele gordijnen,
Ik ben de Enkeling.
Goed.
Misschien is het beter dat ik terugkeer naar dat dal,
Naar die rots die mij tot woonplaats diende,
En dat ik opnieuw begin te krassen
De wereld achterstevoren
Maar nee: het zou geen zin hebben.
© Nicanor Parra – vertaling Bertus Dijk uit ‘gedichten en antigedichten’ de bezige bij, 1972, amsterdam
© Alain Delmotte
woensdag 13 september 2017
Terug tot weinig woord
Bij ‘Bericht van de modernen’ van Erick Kila
Recensie: Alain Delmotte
De poëzie van Erick Kila is er niet een die de lezer met fraaie, nette zinnetjes wil verleiden. Geen melodietjes, geen poespasjes, geen volleerde en/of uitgesponnen arabesken. De rechte lijn is in deze gedichten een verbroken en zelfs een wat verbolgen lijn. Lees het gedicht ‘Verbroken’.
voor de reis begon, wist ik
van niets en
het geschiedde dat
er zekerheid kwam en kalm
bericht van afscheid en
twijfel aan
alles
Eerste vaststelling. Met deze tekst komen we meteen in aanraking met Kila’s stijlmiddelen: beknopt, afgeknot, elliptisch, nauwelijks interpunctie, geen hoofdletters. Wat een soort ‘hoekigheid’ uitlokt bij het lezen van deze gedichten. En wat ze schor doet klinken: het bewijst dat deze poëzie in het harde existentiële is ingebed.
Deze teksten hebben hier en daar een uitgesproken gnomisch karakter. Ze formuleren kernachtig meningen, hebben iets spreukachtigs en zelfs iets raadselachtigs zoals in de volgende regels terug te vinden in het derde gedicht van de cyclus ‘Kamerpoëzie’ wat mij betreft het meest gnomische gedicht uit de bundel:
spreid elke avond
je gedachten uit op
de kleine tafel
loop dan weg
Tweede vaststelling bij ‘Verbroken’. Dat ook hier, zoals in andere gedichten van de bundel, het woord ‘niets’ opduikt en dat vaak geconfronteerd wordt met het woord ‘iets’. In dit gedicht is dat ‘iets’: ‘de zekerheid van de twijfel aan alles’. Het omschrijft de reis, de zoektocht waaraan de dichter is begonnen. Hij gaat een weg waarvan hij niet weet waarop die weg uit zal komen. Een pelgrimage naar het niets. Alvast een tocht ‘terug tot weinig/woord’.
De dichter vergaart wat er van gedachten overblijven als er geen gedachten meer zijn. Als enkel de rand ervan overblijft. Gedachten, ideeën komen voort en komen uit op het niets. En dat niets welt op uit de zekerheid van de twijfel aan alles: wat opwelt is een ‘iets’ dat doordrongen wordt met scepsis.
Scepsis wordt de aard, de paradoxale drijfkracht van Kila’s zoektocht. In de gedichten werkt die scepsis als een zuur: het lyrische élan wordt ermee ‘verbroken’. Lyriek is er misschien als nostalgie: als een herinnering aan de antieken. Die scepsis lijkt een diepte te creëren, een diepte in de wereld, een binnenin, waar het blijkbaar goed is maar die ikzelf toch wel (‘diep diep onder’) met de dood laat samenvallen:
en ken je de antieken
die bewaard worden
in verbrokkeling
in stof
De zoektocht van Kila tendeert naar het spirituele. Wat overigens in zijn vorige bundel ‘Beken!’ ook viel te onderkennen. Waarom ervaar ik Kila’s ‘pelgrimage’ als spiritueel?
Omdat - uit het donker weg - het een zoektocht is naar licht. Dit is een poëzie van en over een stoïcijns en antiek uithoudingsvermogen. Een passus uit de eerste tekst van het boekje en dat een beetje als intro dienst doet (het betreft een soort prozagedicht) wijst daar duidelijk op: ‘Al het zwart in de wereld ging in de kamer. Maar de man hield vol dat hij zocht.’ Deze tekst eindigt met de mij erg mystiek (de via negativa) aanvoelende regel: ‘In de zacht aanzwellende muziek van de wereld loste alles op.’ En er zijn die flarden introspectie die ik ontwaar, zoals alweer in kamerpoëzie (misschien wel de sterkste reeks uit de bundel):
beetje tijd voor zoiets
verwaaiende stilte
in mijzelf dauw van de nacht
Poëzie die met zichzelf eerder in conflict is: een duel tussen duisternis en licht. Tussen lyriek en nuchterheid. Niettemin kiest de dichter steevast voor de wereld: de dichter drukt zich nooit etherisch zweverig uit: hij blijft zich de wereld - met haar messcherpe kanten - voor ogen houden. Hij houdt voet bij stuk bij wat hem omringt, waar het hem naar toe brengt:
Je hebt geen ziel
nodig in de wereld
zij is een steen
laten we zeggen
dat het diep in de wereld
goed is
Dit is een niet voor de hand liggende poëzie. Ze vereist van een lezer een maximale concentratie. De gedichten meanderen in hun betekenissen: de betekenissen geven ruimten vrij. De lezer is vrij om die binnen te treden. Deze gedichten worden dan een spiegel. In de reflecties ervan herkent een lezer misschien zijn eigen trekken, zijn eigen zoeken.
© Alain Delmotte
Erick Kila ‘Bericht van de modernen’ uitgeverij ‘Kleinood & Grootzeer’ – Bergen op zoom, 2017. ISBN/EAN 978-7664-80-6 NUR 306
Recensie: Alain Delmotte
De poëzie van Erick Kila is er niet een die de lezer met fraaie, nette zinnetjes wil verleiden. Geen melodietjes, geen poespasjes, geen volleerde en/of uitgesponnen arabesken. De rechte lijn is in deze gedichten een verbroken en zelfs een wat verbolgen lijn. Lees het gedicht ‘Verbroken’.
voor de reis begon, wist ik
van niets en
het geschiedde dat
er zekerheid kwam en kalm
bericht van afscheid en
twijfel aan
alles
Eerste vaststelling. Met deze tekst komen we meteen in aanraking met Kila’s stijlmiddelen: beknopt, afgeknot, elliptisch, nauwelijks interpunctie, geen hoofdletters. Wat een soort ‘hoekigheid’ uitlokt bij het lezen van deze gedichten. En wat ze schor doet klinken: het bewijst dat deze poëzie in het harde existentiële is ingebed.
Deze teksten hebben hier en daar een uitgesproken gnomisch karakter. Ze formuleren kernachtig meningen, hebben iets spreukachtigs en zelfs iets raadselachtigs zoals in de volgende regels terug te vinden in het derde gedicht van de cyclus ‘Kamerpoëzie’ wat mij betreft het meest gnomische gedicht uit de bundel:
spreid elke avond
je gedachten uit op
de kleine tafel
loop dan weg
Tweede vaststelling bij ‘Verbroken’. Dat ook hier, zoals in andere gedichten van de bundel, het woord ‘niets’ opduikt en dat vaak geconfronteerd wordt met het woord ‘iets’. In dit gedicht is dat ‘iets’: ‘de zekerheid van de twijfel aan alles’. Het omschrijft de reis, de zoektocht waaraan de dichter is begonnen. Hij gaat een weg waarvan hij niet weet waarop die weg uit zal komen. Een pelgrimage naar het niets. Alvast een tocht ‘terug tot weinig/woord’.
De dichter vergaart wat er van gedachten overblijven als er geen gedachten meer zijn. Als enkel de rand ervan overblijft. Gedachten, ideeën komen voort en komen uit op het niets. En dat niets welt op uit de zekerheid van de twijfel aan alles: wat opwelt is een ‘iets’ dat doordrongen wordt met scepsis.
Scepsis wordt de aard, de paradoxale drijfkracht van Kila’s zoektocht. In de gedichten werkt die scepsis als een zuur: het lyrische élan wordt ermee ‘verbroken’. Lyriek is er misschien als nostalgie: als een herinnering aan de antieken. Die scepsis lijkt een diepte te creëren, een diepte in de wereld, een binnenin, waar het blijkbaar goed is maar die ikzelf toch wel (‘diep diep onder’) met de dood laat samenvallen:
en ken je de antieken
die bewaard worden
in verbrokkeling
in stof
De zoektocht van Kila tendeert naar het spirituele. Wat overigens in zijn vorige bundel ‘Beken!’ ook viel te onderkennen. Waarom ervaar ik Kila’s ‘pelgrimage’ als spiritueel?
Omdat - uit het donker weg - het een zoektocht is naar licht. Dit is een poëzie van en over een stoïcijns en antiek uithoudingsvermogen. Een passus uit de eerste tekst van het boekje en dat een beetje als intro dienst doet (het betreft een soort prozagedicht) wijst daar duidelijk op: ‘Al het zwart in de wereld ging in de kamer. Maar de man hield vol dat hij zocht.’ Deze tekst eindigt met de mij erg mystiek (de via negativa) aanvoelende regel: ‘In de zacht aanzwellende muziek van de wereld loste alles op.’ En er zijn die flarden introspectie die ik ontwaar, zoals alweer in kamerpoëzie (misschien wel de sterkste reeks uit de bundel):
beetje tijd voor zoiets
verwaaiende stilte
in mijzelf dauw van de nacht
Poëzie die met zichzelf eerder in conflict is: een duel tussen duisternis en licht. Tussen lyriek en nuchterheid. Niettemin kiest de dichter steevast voor de wereld: de dichter drukt zich nooit etherisch zweverig uit: hij blijft zich de wereld - met haar messcherpe kanten - voor ogen houden. Hij houdt voet bij stuk bij wat hem omringt, waar het hem naar toe brengt:
Je hebt geen ziel
nodig in de wereld
zij is een steen
laten we zeggen
dat het diep in de wereld
goed is
Dit is een niet voor de hand liggende poëzie. Ze vereist van een lezer een maximale concentratie. De gedichten meanderen in hun betekenissen: de betekenissen geven ruimten vrij. De lezer is vrij om die binnen te treden. Deze gedichten worden dan een spiegel. In de reflecties ervan herkent een lezer misschien zijn eigen trekken, zijn eigen zoeken.
© Alain Delmotte
Erick Kila ‘Bericht van de modernen’ uitgeverij ‘Kleinood & Grootzeer’ – Bergen op zoom, 2017. ISBN/EAN 978-7664-80-6 NUR 306
dinsdag 12 september 2017
25 maart 1982 - Frans Deschoemaeker
Niet ver van het wit geblakerde skelet van een geit zitten wij in de stenige bedding van een uitgedroogde rivier en proberen bij wijze van tijdverdrijf ronde witte keien kapot te kloppen in de hoop pyrietkernen te vinden (pyriet dat Berberkinderen ons gisteren langs de weg door de Hoge Atlas probeerden te verkopen). Daarnet hebben wij geluncht: koud gebraden konijn, deze morgen door onze hotelhouder in Ouarzazate toebereid, met ronde roggebroden, tomaten, en de laatste biertjes uit België.
Achter onze Renault R4, twee kilometer van de rivierbedding vandaan, rijst de oudheid op, in de vorm van de rode lemen vestingstad Aït-Benhaddou; bijbels, Assyrisch, voorwereldlijk, een stad zoals Borges hem in zijn eeuwigdurende nacht moet hebben gedroomd. Jo vertelt dat Pier Paolo Pasolini hier heeft gefilmd voor zijn Edipo re. Later in mijn leven zou ik deze locatie nog vaker als decor zien opduiken, in dromen, en in Amerikaanse spektakelfilms.
Rechts van Aït-Benhaddou strekt zich de woestijn uit. Verder naar het zuiden ligt Zagora, ons reisdoel, waar de karavaanweg naar Timboektoe begint, en nog verder Goulimine, Tan-Tan en het witte gebied van de Westelijke Sahara. Er beweegt niets. Het is onwezenlijk stil. De hitte trilt boven de vlakte. Het is 25 maart 1982.
Deze dag behoort nu tot de geschiedenis. Tot mijn geschiedenis. De dingen waren er toen. Onder het harde, unieke licht van 25 maart 1982. Misschien moet ik dat moment vasthouden, want wat voorbij is, wint later, niet in het minst door de gebreken van het geheugen en de nostalgie, aan betekenis: een middag in het niets, bij het wit geblakerde skelet van een geit, een willekeurige plek in de mij toegemeten tijd. Misschien moet ik deze dag alleen vasthouden omwille van de formule, waar ik nu, wikkend en wegend, zit aan te sleutelen. Wat niet is opgeschreven zal later blijken niet te zijn gebeurd. Misschien moet ik deze dag vasthouden omwille van de verdichting, het gedicht, want meer hebben wij niet.
© Frans Deschoemaeker
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
Achter onze Renault R4, twee kilometer van de rivierbedding vandaan, rijst de oudheid op, in de vorm van de rode lemen vestingstad Aït-Benhaddou; bijbels, Assyrisch, voorwereldlijk, een stad zoals Borges hem in zijn eeuwigdurende nacht moet hebben gedroomd. Jo vertelt dat Pier Paolo Pasolini hier heeft gefilmd voor zijn Edipo re. Later in mijn leven zou ik deze locatie nog vaker als decor zien opduiken, in dromen, en in Amerikaanse spektakelfilms.
Rechts van Aït-Benhaddou strekt zich de woestijn uit. Verder naar het zuiden ligt Zagora, ons reisdoel, waar de karavaanweg naar Timboektoe begint, en nog verder Goulimine, Tan-Tan en het witte gebied van de Westelijke Sahara. Er beweegt niets. Het is onwezenlijk stil. De hitte trilt boven de vlakte. Het is 25 maart 1982.
Deze dag behoort nu tot de geschiedenis. Tot mijn geschiedenis. De dingen waren er toen. Onder het harde, unieke licht van 25 maart 1982. Misschien moet ik dat moment vasthouden, want wat voorbij is, wint later, niet in het minst door de gebreken van het geheugen en de nostalgie, aan betekenis: een middag in het niets, bij het wit geblakerde skelet van een geit, een willekeurige plek in de mij toegemeten tijd. Misschien moet ik deze dag alleen vasthouden omwille van de formule, waar ik nu, wikkend en wegend, zit aan te sleutelen. Wat niet is opgeschreven zal later blijken niet te zijn gebeurd. Misschien moet ik deze dag vasthouden omwille van de verdichting, het gedicht, want meer hebben wij niet.
© Frans Deschoemaeker
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
maandag 11 september 2017
Liedje voor Nine Eleven - Paul Rigolle
(Bij een afdruk van 'The falling man')
Zing het, blijf het zingen! In weerwil van.
Dit liedje, deze lome bloody song van vlees
en bloed. Herhaal wat geen woorden heeft.
Herdenk en verf, beschrijf de ogen in jouw gezicht
die keken met een hart dat op springen stond.
Paarser. Perplex. Voorgoed passend op de plaats.
Hoe het was later om om te gaan met.
Het woord Aftermath zoekend, vertalend,
weg te duiken, diep en duidelijk
in de dode hoek van de geschiedenis.
Niet te leren
valt het.
© Paul Rigolle
(Uit “Liedjes voor later”, cyclus gedichten in voorbereiding)
zondag 10 september 2017
Digther in Diksmuide
De cultuurraad van de Stad Diksmuide bestaat dit jaar vijftig jaar. Dit wordt op zondag 17
september 2017 uitgebreid in Diksmuide gevierd. Hét lovenswaardige culturele motto daarbij: “Ambiance, terrassen en lokaal talent op sfeervolle pleinen in een autovrije stadskern”.
Vermits een van de Digther-adressen van vertrouwen sinds jaar en dag gevestigd is in het pittoreske Westhoek-dorp Oostkerke, deelgemeente van Diksmuide, kan en wenst ‘de Schaal van Digther’ bij deze viering in géén geval achter te blijven.
De zeven dichters die deel uitmaken van het redactiecollectief, zijnde Frank Decerf, Alain Delmotte, Diana Freys, Frédéric Leroy, Paul Rigolle, Herlinda Vekemans en Hugo Verstraeten, lezen op zondag 17 september 2017 e.k. dan ook - voor wie dat maar wil - volop en voluit poëzie. Binnen het geheel van de Diksmuidse festiviteiten zijn er twee Digther-optredens voorzien:
Begijnhofkapel 14.00—15.00 u
Kelder stadhuis 15.30—16.30 u
Dichter of geen Digther, Culturo of niet: Iedereen welkom!
Dagprogramma 17 september2017 Ambiance, terrassen en lokaal talent op sfeervolle pleinen in een autovrije stadskern
50 jaar Cultuurraad op Facebook
Thuispagina Diksmuide: 17 september: Feest!
september 2017 uitgebreid in Diksmuide gevierd. Hét lovenswaardige culturele motto daarbij: “Ambiance, terrassen en lokaal talent op sfeervolle pleinen in een autovrije stadskern”.
Vermits een van de Digther-adressen van vertrouwen sinds jaar en dag gevestigd is in het pittoreske Westhoek-dorp Oostkerke, deelgemeente van Diksmuide, kan en wenst ‘de Schaal van Digther’ bij deze viering in géén geval achter te blijven.
De zeven dichters die deel uitmaken van het redactiecollectief, zijnde Frank Decerf, Alain Delmotte, Diana Freys, Frédéric Leroy, Paul Rigolle, Herlinda Vekemans en Hugo Verstraeten, lezen op zondag 17 september 2017 e.k. dan ook - voor wie dat maar wil - volop en voluit poëzie. Binnen het geheel van de Diksmuidse festiviteiten zijn er twee Digther-optredens voorzien:
Begijnhofkapel 14.00—15.00 u
Kelder stadhuis 15.30—16.30 u
Dichter of geen Digther, Culturo of niet: Iedereen welkom!
Dagprogramma 17 september2017 Ambiance, terrassen en lokaal talent op sfeervolle pleinen in een autovrije stadskern
50 jaar Cultuurraad op Facebook
Thuispagina Diksmuide: 17 september: Feest!
zaterdag 2 september 2017
Woordzee in Oostende
Zondag 24 september 2017
10u00 - 19u00
Oostende
Boek- en woordfestival 'WoordZee'
Vzw
WoordZee organiseert op de Oostendse Groentemarkt de eerste editie van het poëtisch festival 'Woordzee'
Op het podium staan zowel lokale als nationale dichters. Uniek is dat de drie Belgische Dichters des Vaderlands:
Charles Ducal, Laurence Vielle & Els Moors op het podium staan. Verder
zijn er ook workshops, theatervoorstellingen en een boekenmarkt.
Ook Digther-redacteur Frank Decerf en Digther-getrouwen als Edward Hoornaert, Philippe Cailliau, Yerna Van den driessche en een pak andere dichters en boekenmensen staan op het programma!
datum: zondag 24 september 2017, van 10 uur tot 19 uur
locatie: Groentemarkt (overdekt), 8400 Oostende
toegang: betalend (alle optredens voor kinderen en het slotconcert zijn gratis), ticketing start in de laatste week van augustus
meer info & reserveren: www.woordzee.be en www.leeshuus.be
'Woordzee' is een organisatie van vzw Woordzee i.s.m. Stad Oostende, TAZ, 't Leeshuus, de Grote Post, deAuteurs, VFL en Poëziecentrum
Voor nog meer concrete info: Woordzee op Facebook
Tickets: https://www.ticketshark.be/store/woordzee