(denkend aan Roland Garros, opgedragen
aan wie anders dan David Goffin)
Zolang de tiebreak duurt is niets verloren.
Aan de overkant van het net staat een man
die ik intussen beter ken dan mijn beste vriend.
De tijd raakt op. Elke bal komt aan
als een verdict. Stuitert, ploft, valt dood.
Gemalen steen stuift op, mengt zich
met het zweet dat op onze gezichten staat.
Vastbinden en breken. Tijgen en temen.
Winst is al aan te raken. Verlies al evenzeer.
Alles op alles nu. Wie even niet oplet
zit straks in zak en as. Komt dan de kreet
voor wie op leven en dood serveert.
Zo hard is de return dat met elke slag
een nieuwe zin begint.
© Paul Rigolle
Pagina's
▼
dinsdag 31 mei 2016
zaterdag 28 mei 2016
Boekenbezit (2) - Frans Deschoemaeker
José-Maria de Heredia, verre afstammeling van Spaanse conquistadores, heeft misschien de meest flonkerende sonnetten van de Franse taal geschreven. Zij staan in zijn ronkende meesterstuk, Les Trophées, dat hij opdroeg aan die andere ronkende Fransman, zijn vriend en grote voorbeeld Leconte de Lisle. In deze lijvige bundeling van tot uiterste perfectie gepolijste sonnetten staat het gedicht Les conquérants dat, samen met L'albatros van Baudelaire en Heureux qui comme Ulysse van Du Bellay, sinds mijn humaniorastudies onder mijn schedelpan is blijven resoneren, zodat ik het ook dertig jaar later nog moeiteloos uit het hoofd kan opzeggen:
Comme un vol de gerfauts hors du charnier natal,
Fatigués de porter leurs misères hautaines,
De Palos de Moguer, routiers et capitaines
Partaient, ivres d'un rêve héroïque et brutal…..
Merkwaardig toch dat je een boek kan kopen dat als voorwerp al meer dan zestig jaar bestaat, maar dat in die meer dan zestig jaar ongelezen gebleven is.
Ik was weer eens in Parijs. Ik had mij op de place Saint-Michel efficiënt verschanst achter een half litertje wijn en observeerde de klaterende middagdrukte, de duiven op de rand van het waterbassin, het zonlicht dat in vlekken door het bladerdak van de bomen viel, de wat ordinair ogende, platinablonde kassierster van de voorstadsuperette op haar vrije middag, die doorheen de kringelende rookvoluten van haar mentholsigaret nadenkend naar de aartsengel staarde, daar hoog op de fontein.
Kan iets blijmoediger stemmen dan gouden herfstlicht in Parijse platanenkruinen? Opgewekt vervolgde ik mijn weg, flanerend over de boulevards. Fortuinlijk was mijn pad. In een voortreffelijk antiquariaat van het Quartier Latin viel mij een exemplaar van Heredia’s Les Trophées in handen.
Het was een goed geconserveerd exemplaar, gekaft in het obligate doorschijnende en vochtwerende boterpapier (eigenlijk is het kristalpapier) van de Franse bibliofielen, goed in de hand liggend, bijna in zakformaat, uitgegeven door de Librairie Alphonse Lemerre, 23-33 Passage Choiseul, te Parijs in 1942, met een sepiakleurig portret van de auteur op het frontispice. Het boek was nog niet opengesneden en het heeft in die toestand nog jaren als een object, als een hermetisch gesloten juwelenschrijn, doortrokken van Parijse lucht en gouden zonlicht, in mijn lettermuur vertoefd.
De laatste volstrekt klassieke dichter van de Franse taal, onberoerd in een gekoesterde tombe van vergeeld, door niemand ooit gelezen papier.
Maar vanavond heb ik een zacht snijdende houten briefopener genomen en met enige schroom dan toch de rituele ontsluiting volbracht. De geur van bibliotheken, bijenwas, geboende notelaar. Hevig ritselende bladeren over de boulevard Haussmann. Zacht papier. Een mooi verviltende en vervezelende snee. Ils allaient conquérir le fabuleux métal / Que Cipango mûrit dans ses mines lointaines… Het opensnijden van een oud boek veroorzaakt schroomvallig maar zenuwstrelend genot. Het is maagdelijk gebied veroveren. Weten dat je de eerste bent.
Adelen wij dit boek. Schrijven wij met de kroontjespenne, tegenover het portret van de aristocratische Parnassien:
"Le Pont Traversé"
62, rue Vaugirard
oktober 1995
- In stato concluso -
Geopend op 3 III 2004
te Oudenaarde, in de nacht
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
© Frans Deschoemaeker
Comme un vol de gerfauts hors du charnier natal,
Fatigués de porter leurs misères hautaines,
De Palos de Moguer, routiers et capitaines
Partaient, ivres d'un rêve héroïque et brutal…..
Merkwaardig toch dat je een boek kan kopen dat als voorwerp al meer dan zestig jaar bestaat, maar dat in die meer dan zestig jaar ongelezen gebleven is.
Ik was weer eens in Parijs. Ik had mij op de place Saint-Michel efficiënt verschanst achter een half litertje wijn en observeerde de klaterende middagdrukte, de duiven op de rand van het waterbassin, het zonlicht dat in vlekken door het bladerdak van de bomen viel, de wat ordinair ogende, platinablonde kassierster van de voorstadsuperette op haar vrije middag, die doorheen de kringelende rookvoluten van haar mentholsigaret nadenkend naar de aartsengel staarde, daar hoog op de fontein.
Kan iets blijmoediger stemmen dan gouden herfstlicht in Parijse platanenkruinen? Opgewekt vervolgde ik mijn weg, flanerend over de boulevards. Fortuinlijk was mijn pad. In een voortreffelijk antiquariaat van het Quartier Latin viel mij een exemplaar van Heredia’s Les Trophées in handen.
Het was een goed geconserveerd exemplaar, gekaft in het obligate doorschijnende en vochtwerende boterpapier (eigenlijk is het kristalpapier) van de Franse bibliofielen, goed in de hand liggend, bijna in zakformaat, uitgegeven door de Librairie Alphonse Lemerre, 23-33 Passage Choiseul, te Parijs in 1942, met een sepiakleurig portret van de auteur op het frontispice. Het boek was nog niet opengesneden en het heeft in die toestand nog jaren als een object, als een hermetisch gesloten juwelenschrijn, doortrokken van Parijse lucht en gouden zonlicht, in mijn lettermuur vertoefd.
De laatste volstrekt klassieke dichter van de Franse taal, onberoerd in een gekoesterde tombe van vergeeld, door niemand ooit gelezen papier.
Maar vanavond heb ik een zacht snijdende houten briefopener genomen en met enige schroom dan toch de rituele ontsluiting volbracht. De geur van bibliotheken, bijenwas, geboende notelaar. Hevig ritselende bladeren over de boulevard Haussmann. Zacht papier. Een mooi verviltende en vervezelende snee. Ils allaient conquérir le fabuleux métal / Que Cipango mûrit dans ses mines lointaines… Het opensnijden van een oud boek veroorzaakt schroomvallig maar zenuwstrelend genot. Het is maagdelijk gebied veroveren. Weten dat je de eerste bent.
Adelen wij dit boek. Schrijven wij met de kroontjespenne, tegenover het portret van de aristocratische Parnassien:
"Le Pont Traversé"
62, rue Vaugirard
oktober 1995
- In stato concluso -
Geopend op 3 III 2004
te Oudenaarde, in de nacht
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
© Frans Deschoemaeker
woensdag 25 mei 2016
Smarttonen
"De smarttonen van de dichter"
(Frank Pollet in actie op Puivelde Koerse - Editie 2016) (#dichtersfotos)
maandag 16 mei 2016
Van steen - Jan M. Meier
stenen zijn woorden, stenen bouwen
broksgewijze een beeld van talloze beelden
een muur bijvoorbeeld die muur is
en meer: een landschap, de voet van
een piramide, een straat, een vloer
de gevlekte archeologie van een tijd
een verhaal in zijn naakte verval
de kale bijna kleurloze onafheid
een niet te nemen hindernis
een kamp, gevangenis van gedachten
een beeld gekooid, gestrikt in de eindigheid
van elk beeld, van elk verhaal
ingelijst, ingebonden, ingeperkt
maar toch, maar opnieuw de muur waarachter
vermoeden, moed, kracht breekt:
steen door een ruit
© Jan M. Meier
Uit de ongepubliceerde bundel Tekenen
broksgewijze een beeld van talloze beelden
een muur bijvoorbeeld die muur is
en meer: een landschap, de voet van
een piramide, een straat, een vloer
de gevlekte archeologie van een tijd
een verhaal in zijn naakte verval
de kale bijna kleurloze onafheid
een niet te nemen hindernis
een kamp, gevangenis van gedachten
een beeld gekooid, gestrikt in de eindigheid
van elk beeld, van elk verhaal
ingelijst, ingebonden, ingeperkt
maar toch, maar opnieuw de muur waarachter
vermoeden, moed, kracht breekt:
steen door een ruit
© Jan M. Meier
Uit de ongepubliceerde bundel Tekenen
zondag 15 mei 2016
Kleurbegin - Jan M. Meier
kleur begint bij waarneming
kleur is wat ik zie en vorm geef
zodat het landschap in mijn hoofd
een landschap is op een doek
de blauwgrijze wolken hoog nog herkenbaar
de horizon lost vorm op in grijswitte mist
die lucht en land verenigt in een veeg van eindeloosheid
de bruine aarde verliest ziendeweg
zijn kleur, oker laat verglijdend klank los
in een glissando van oplossende klonters kleur
een rorshach test van onvermoede betekenis
© Jan M. Meier
Uit de ongepubliceerde bundel Tekenen
kleur is wat ik zie en vorm geef
zodat het landschap in mijn hoofd
een landschap is op een doek
de blauwgrijze wolken hoog nog herkenbaar
de horizon lost vorm op in grijswitte mist
die lucht en land verenigt in een veeg van eindeloosheid
de bruine aarde verliest ziendeweg
zijn kleur, oker laat verglijdend klank los
in een glissando van oplossende klonters kleur
een rorshach test van onvermoede betekenis
© Jan M. Meier
Uit de ongepubliceerde bundel Tekenen
zaterdag 14 mei 2016
Verstild verlangen - Jan M. Meier
het ligt haar op de onderlip bestorven
ze heeft haar vinger in de mond
zoals ze zuigt aan een rietje in een leeg glas
elke gedachte keert tot dezelfde gedachte weer
tot wat het denken zelf ontsnapt
en waaraan niet te ontsnappen valt
het lijf ligt er vergeten bij
blauwe ballast, onloosbaar, ontroostbaar
op een wachtbed voor wie haar teder lust inblaast
haar verhaalt van het blauw van verre zeeën
likkend aan de tenen van ongerepte eilanden
van dromen die in hun dromen
altijd werkelijk worden
en tijd alle tijden geven
© Jan M. Meier
Uit de ongepubliceerde bundel Tekenen
ze heeft haar vinger in de mond
zoals ze zuigt aan een rietje in een leeg glas
elke gedachte keert tot dezelfde gedachte weer
tot wat het denken zelf ontsnapt
en waaraan niet te ontsnappen valt
het lijf ligt er vergeten bij
blauwe ballast, onloosbaar, ontroostbaar
op een wachtbed voor wie haar teder lust inblaast
haar verhaalt van het blauw van verre zeeën
likkend aan de tenen van ongerepte eilanden
van dromen die in hun dromen
altijd werkelijk worden
en tijd alle tijden geven
© Jan M. Meier
Uit de ongepubliceerde bundel Tekenen
vrijdag 13 mei 2016
Mysterie - Jan M. Meier
het begin is mysterie
het glas in de verkrampte hand
is een kat die de kijker aanstaart
jij kijkt niet maar ziet
wat je ontzet en bevriest
je lippen net niet gesloten
je ogen net dat tikkeltje opengesperd
het is geen verwondering
geen angst die je bevangt
maar tussen levens als tussen
regels geregen mysterie
in een lijst te kijk gezet
© Jan M. Meier
Uit de ongepubliceerde bundel Tekenen
het glas in de verkrampte hand
is een kat die de kijker aanstaart
jij kijkt niet maar ziet
wat je ontzet en bevriest
je lippen net niet gesloten
je ogen net dat tikkeltje opengesperd
het is geen verwondering
geen angst die je bevangt
maar tussen levens als tussen
regels geregen mysterie
in een lijst te kijk gezet
© Jan M. Meier
Uit de ongepubliceerde bundel Tekenen
donderdag 12 mei 2016
De tuin - Jan M. Meier
het is maar hoe je 't bekijkt
de tuin ligt in een vierkant besloten
een gesloten wereld eindeloos alleen
voor wie zich er in bevindt
het is er allemaal: de aarde
van rood oker, de talloze tinten groen
het blauwige vermoeden van water
het donkere silhouet van een pad
en daar ergens verloren de kleine jongen
de tuin leest als een paradijsboek
waaraan maar geen einde komt
nog niet weet hij dat hij op een dag
wakker wordt, het boek achter zich gooit
en de tuin verlaat voor een tijd
waarin er alsmaar meer minder
en minder tijd zal zijn
© Jan M. Meier
Uit de ongepubliceerde bundel Tekenen
de tuin ligt in een vierkant besloten
een gesloten wereld eindeloos alleen
voor wie zich er in bevindt
het is er allemaal: de aarde
van rood oker, de talloze tinten groen
het blauwige vermoeden van water
het donkere silhouet van een pad
en daar ergens verloren de kleine jongen
de tuin leest als een paradijsboek
waaraan maar geen einde komt
nog niet weet hij dat hij op een dag
wakker wordt, het boek achter zich gooit
en de tuin verlaat voor een tijd
waarin er alsmaar meer minder
en minder tijd zal zijn
© Jan M. Meier
Uit de ongepubliceerde bundel Tekenen
maandag 9 mei 2016
Drang - Frederik Lucien De Laere
Hoe zij in elkaar klikken
en hun harten gelijk kloppen,
de vingertoppen tintelen
en de slinger heen en weer gaat
van lijden naar genot.
Hun leven staat op het spel.
Binnen de lichamen
voltrekt zich een rel,
van het gerommel van genen
gaan zij zweten en zweven.
Wanneer zij oog in oog staan
groeien de pupillen en trillen
de benen, bestaan zij
op de speed van de liefde.
Al van bij de eerste kus
was er die focus
maar ook de waan
van de eeuwigheid.
© Frederik Lucien De Laere
Digther-bericht over de voorstelling.
en hun harten gelijk kloppen,
de vingertoppen tintelen
en de slinger heen en weer gaat
van lijden naar genot.
Hun leven staat op het spel.
Binnen de lichamen
voltrekt zich een rel,
van het gerommel van genen
gaan zij zweten en zweven.
Wanneer zij oog in oog staan
groeien de pupillen en trillen
de benen, bestaan zij
op de speed van de liefde.
Al van bij de eerste kus
was er die focus
maar ook de waan
van de eeuwigheid.
© Frederik Lucien De Laere
Digther-bericht over de voorstelling.
In uiterste staat - nieuwe bundel van Frederik Lucien De Laere
Komende vrijdag (een dertiende!) wordt in Brugge in het Literair Salon van boekhandel De Reyghere In uiterste staat, de nieuwste dichtbundel van Frederik Lucien De
Laere voorgesteld. Het belooft een unieke presentatie te worden met dans en performance waarin het thema uit de bundel 'de limieten van het menselijk bestaan' centraal staat. Een verkenning van wat die uiterste staat kan zijn: pure liefde, ascese, ultieme lichamelijke of geestelijke inspanning, het tonen van intense emoties... met in de hoofdrol een hedendaagse Maria Magdalena.
Louise Raes (dans, performance) en Els Deceukelier (regie) creëerden het stuk samen met de auteur, vertrekkend van de gedichten uit de bundel.
In uiterste staat - een publicatie van Uitgeverij Vrijdag - is de vierde dichtbundel van de Brugse dichter Frederik Lucien De Laere. In zijn nieuwe bundel heeft de dichter het over mensen in extreme situaties, hij verkent het menselijke kunnen en wat de mens aankan. Gedichten over o.a. sjamanisme, insomnia, stunts, passie, ziekte, oorlog, ontbering en slavernij passeren de revue, in een zowel historisch als actueel tijdskader.
Wegens de grote belangstelling voor deze theatrale bundelvoorstelling, werd intussen besloten om de laatste repetitie voor de officiële voorstelling open te stellen voor publiek. Indien u interesse heeft om deze unieke ervaring alsnog mee te maken, bent u op de vooravond van de lancering meer dan welkom in het boekensalon van boekhandel De Reyghere. De bundel zal ook op deze avant-première-avond verkrijgbaar zijn!
Gelieve uw komst evenwel vooraf te melden via klantendienst@dereyghere.be
(Bron info: Uitgeverij Vrijdag, Boekhandel De Reyghere en de auteur)
Vandaag ook publiceert 'De schaal van Digther' bij wijze van voorsmaakje het gedicht Drang, een van de gedichten uit In uiterste staat.
Verdere info:
www.frederikluciendelaere.be
http://www.dereyghere.be/index.php/salon/poezie/583
https://www.facebook.com/events/1681276915470862/
Uitgeverij Vrijdag
Louise Raes (dans, performance) en Els Deceukelier (regie) creëerden het stuk samen met de auteur, vertrekkend van de gedichten uit de bundel.
In uiterste staat - een publicatie van Uitgeverij Vrijdag - is de vierde dichtbundel van de Brugse dichter Frederik Lucien De Laere. In zijn nieuwe bundel heeft de dichter het over mensen in extreme situaties, hij verkent het menselijke kunnen en wat de mens aankan. Gedichten over o.a. sjamanisme, insomnia, stunts, passie, ziekte, oorlog, ontbering en slavernij passeren de revue, in een zowel historisch als actueel tijdskader.
Wegens de grote belangstelling voor deze theatrale bundelvoorstelling, werd intussen besloten om de laatste repetitie voor de officiële voorstelling open te stellen voor publiek. Indien u interesse heeft om deze unieke ervaring alsnog mee te maken, bent u op de vooravond van de lancering meer dan welkom in het boekensalon van boekhandel De Reyghere. De bundel zal ook op deze avant-première-avond verkrijgbaar zijn!
Gelieve uw komst evenwel vooraf te melden via klantendienst@dereyghere.be
(Bron info: Uitgeverij Vrijdag, Boekhandel De Reyghere en de auteur)
Vandaag ook publiceert 'De schaal van Digther' bij wijze van voorsmaakje het gedicht Drang, een van de gedichten uit In uiterste staat.
Verdere info:
www.frederikluciendelaere.be
http://www.dereyghere.be/index.php/salon/poezie/583
https://www.facebook.com/events/1681276915470862/
Uitgeverij Vrijdag
zaterdag 7 mei 2016
Een lucide en melancholische optimist
Over ‘Appel en kind’ van Sacha Blé.
‘Het beeld was helder, zelfs woorden onnodig,
met het kind was hier de devotie,
de dankbaarheid aangekomen – (...)’
De voorflap van de nieuwe bundel van Sacha Blé ‘Appel met kind’ is bijzonder opvallend en zelfs in zekere zin spectaculair want hij eist meteen alle aandacht op. Het is een foto van de gewaardeerde fotografe Lieve Blancquaert. We zien een flink ingebakerde baby op een witte achtergrond (een strakgespannen laken?). Je krijgt de indruk dat het kind ergens tegen aanhangt, maar het ligt. De kracht zit in de scherpe helderheid van de foto: vele details laten zich zien. Een grote dosis aan rode schakeringen (van zeer licht roze tot ‘appelrood’) zijn zichtbaar. Het gezicht van de baby ontroert, ontwapent. En voor wie er gevoelig voor is: bij zoveel kwetsbaarheid roept de baby ons op tot devotie en dankbaarheid.
Appel met kind. Rood met kind. Een appel van een kind. Iemands oogappel. De appels van Cézanne.
In zijn geheel, dankzij die subtiele rode variaties, de moeilijk te situeren achtergrond, het perspectief van de fotografe, is het een beeld waarin vele verhalen liggen ‘ingebakerd’.
Vertelt die foto nu iets over de bundel, iets over de poëzie van Blé? Mij lijkt de foto kleurrijk te getuigen van een onvoorwaardelijk geloof in levenskracht: het kind belooft iets. Een thema dat zich binnen het geheel van de bundel laat aanvoelen: het vadermotief duikt in verschillende gedichten en cycli op. Die vader neemt soms verschillende gedaantes aan: van Vader tot vader. Maar het beeld van een betrokken, geëmancipeerde vader prevaleert. Dat aspect zorgt voor een onderhuidse ethische lijn in de bundel, zonder moraliserend te worden.
‘Geen groot lijden’ valt af te lezen in deze poëzie, enkel verinnerlijkte uitzichten, ‘alleen rivierland’. Zwarte zon wordt geen kans gegeven. Of net niet. Blé blijft helder schrijven, heeft nood aan helderheid. Weliswaar in het besef dat tijd genadeloos aftelt en gaandeweg die helderheid doet ineenkrimpen.
Zinspelend op de door Blé bewonderde Kouwenaar (op een paar uitzonderingen na neemt Blé van Kouwenaar de kenmerkende gedachtestreep op het einde van het gedicht over) noteert hij :
‘Zo wou ik schrijven helder
maar grijzer’
Doet het enjambement hier de klok niet hoorbaar tikken?
Sentiment, ja, daar maakt Blé tijd en ruimte voor in zijn gedichten: hij wenst het niet te ontwijken. Op een kabbelende manier, als een vorm van dialoog met de lezer. Dit wil zeggen: zonder gezwollenheid of krampachtige pathos. Zonder daarbij per se een slachtofferrol aan te nemen. Hij ontmoet gewoon de lezer en legt hem niets op.
We hebben hier te maken met een dichter die kiest voor het weinige, het mindere, het niets van de banaliteit (dat minder niets is dan het lijkt). Het is zoals hij schrijft in het gedicht ‘Minder’ bij Leonard Nolens’ grote verzamelbundel ‘Manieren van leven‘:
Ik leef, Leon, minder, zoveel is zeker.
Minder dwingend, minder gesinterd,
minder door uw bioritme gehinderd.
Het voelt beter, jawel. In mijn nieren,
achter mijn huig en op mijn longen
weet ik nochtans die brandnetels van u
en de wormen. Love me or die,
want zo is mijn leven, ik verdoe ganse zomers
achter ons huis, in de beek, met de zonen.
Brandnetels en wormen. Een lucide, melancholisch (in de plaats van een idealistisch of zelfs extatisch) optimisme typeert deze ingetogen ‘doctor in de sentimentaliteit’ (zoals hij zichzelf omschrijft in het gedicht ‘Zelfverdediging‘). In de laatste strofe van ‘Minder’ wordt meer dan een of ander vakantietafereel geëvoceerd: ik lees er een levensingesteldheid in, een doelbewuste, zeer doordachte existentiële keuze. Wat het werkwoord ‘sinteren’ betreft (dat ik hier voor het eerst las) verwijs ik naar Wikipedia.
Banaliteit is rijker dan we kijken. Het licht doet het ons opmerken. Licht doet ons spitsvondig oog voor het banale krijgen. De dichter grijpt erin met zijn vocabularium (met hier en daar een licht en sympathiek Oost-Vlaams tintje): het banale geeft hij een naam, houdt hij op die manier wonderbaarlijk. In die zin interpreteer ik het epitaaf van Publius Terentius Afer dat voorin de bundel staat: ‘Als twee mensen hetzelfde doen, doen ze niet hetzelfde’. Met andere woorden er zit variatie, verwondering in het meest banale dat we doen: er is meer dan enkel gelijkenis, routine, bedruktheid, verdwazing.
Wat mij van de poëzie van Blé doet houden is nu net die aanwezigheid van het licht. In mijn lectuur ervaar ik dit licht als aards, minder als spiritueel (maar ik sluit het niet uit). Deze dichter biedt ons een schaal vol aardse vruchten aan. Des nourritures terrestres. In letterlijke zin vallen woorden van vruchten: appels, perziken, dadels, vijgen, krieken... In symbolische zin: de gedichten thematiseren aardse en (klein)menselijke gelegenheden.
Voorjaarslicht, zomers licht, nazomers licht. Zuiders licht straalde in eerdere bundels. Waar ligt dat Zuiden? Waar moeten we het zoeken? Veel meer dan waar het is, is het Zuiden waar je het wilt: vlakbij de deur en zij het extreem vluchtig – Blé staat klaar op het op te vangen: om er taal van te maken, er kleur aan te geven. Kleuren worden vaak in zijn gedichten genoemd, benoemd. Een greep: hardblauw, zee-wit, melkwit, wolk groen, blauwroze, perzikblauw, meloenroze. Blé had een fruithandelaar of een kunstschilder kunnen zijn, maar hij is een dichter.
De bundel telt drie cycli. De eerste cyclus ‘Nacht en dag’ draagt als ondertitel ‘oden’. Is dit echt het passende woord? Een ‘ode’ houdt altijd iets onvoorwaardelijks in zich. Vooral je als het ‘mindere’ wilt vooropstellen. Van blinde verering geeft de dichter nergens blijk. Neem nu dat hierboven geciteerde gedicht naar aanleiding van Nolens. Ik meen er een weerklank in te herkennen van een van de ‘In memoriam’ gedichten die Nolens schreef bij het overlijden van Herman De Coninck.
Leer het me, Herman, ik ben nog zo klein.
Leer me daar vallen, en zonder te huilen,
dwars door de stoep van een wildvreemde stad.
Ik kan het uiteraard verkeerd voor hebben. Het doet er overigens niet echt toe. Wat ik wil zeggen is dat Blé veeleer in een milde en licht kritische dialoog met de door hem bewonderde kunstenaars wil gaan dan wel hen absoluut beaat adoreren. Het zijn onderschriften, benaderingen, bevragingen bij het werk van sommige auteurs en kunstenaars. In ieder geval staan er in deze cyclus zeer mooie gedichten te lezen. Zo onder meer het gedicht ‘Force’ bij het schilderij ‘Portret van Mevrouw Claus met bruidskleed’ van Emiel Claus. Ik citeerde hierboven al de laatste regel: ‘geen spoor van een groot lijden, alleen rivierland’. Ik ken dit schilderij niet. Het gedicht kan dus perfect zonder het schilderwerk gelezen worden. Er gaat van dit gedicht een ‘geweldig zachte kracht’ uit. Je hoeft dus niet altijd alles te weten over de hier opgeroepen kunstenaars om aan deze gedichten betekenis te verlenen. Ze creëren een breed interpretatieveld dat je als lezer zelf kunt gaan invullen, bijvullen.
Hetzelfde mogelijke interpretatieveld vinden we in de tweede cyclus terug. ‘Vader, wij wachten’. Een reeks gedichten bedoeld als een in memoriam voor de populaire zanger Luc De Vos (de titel van cyclus is ook de titel van een lied van De Vos). Laten we zeggen dat ik mij bij deze gedichten minder thuis voel. Nu moet ik, met het nodige respect, toegeven dat ik niet warm loop voor het soort muziek dat Luc De Vos schreef. Dit heeft niets met vooroordelen te maken eerder met voorkeuren.
In deze gedichten lijkt me het gegeven ‘vader’ en ‘zoon’ centraal te staan en de dubbelzinnige gevoelens die dat impliceert. Het gedicht dat me het meest aansprak was het tweede. De eerste helft van het gedicht stond al te lezen in de intro van mijn recensie. Ik citeer het nu in zijn geheel.
Het beeld was helder, zelfs woorden onnodig,
met het kind was hier de devotie,
de dankbaarheid aangekomen – de toon van de ouders
was wel nog scherp was wel nog hoekig
maar ook dat zou snel doven: zoals moedermelk en
foute hormonen, zoals al dat maar even heel grote –
Dat alles uitdooft ‘zoals al dat maar even heel grote’: is het een vaststelling, een verzoening of een verzaking? Het doet alvast als een soort kantelmoment aan. En dat moment wordt aangegeven door de gedachtestreep in de eerste regel van de tweede strofe. Hierin herken ik iets dat ik ook in het geheel van de bundel meen te onderscheiden.
In de structuur van bundel ervaar ik persoonlijk een soort dialectiek: van de ‘ode’ naar de elegie om uiteindelijk in de laatste beweging uit te dijen in een synthese die ik een gedempte lyriek zou durven noemen.
De laatste cyclus ‘Juni’ is opgedragen aan de ‘zonen’. Het bestaat uit drie delen die elk op hun beurt in cycli uitvallen. Blé nodigt ons uit tot een etymologisch onderzoek naar de naam ‘juni’. Juni verwijst naar de Godin Juno. Een gegeven dat allerlei verbanden gewild of ongewild doet ontstaan. Juno is de godin van het zuivere licht: we weten hoe belangrijk dat licht voor de dichter wel is. Zij is de beschermgodin van de vrouw, het huwelijk en de geboorte. Het kind op de voorflap mag zich gezegend en beschut weten: juni heeft een gezicht en het is van goddelijke oorsprong.
In deze cyclus staan gedichten te lezen die op volle lyrische kracht zijn. Tussendoor verweeft Blé er mythische verwijzingen in. Het lijken alweer gezinstaferelen die we te lezen krijgen maar het zijn levensverhalen waarin zowel het hogere als het alledaagse zich afbeelden. Maar geleidelijk aan gaan die gedichten gedempter klinken. Vooral in de laatste reeks ‘Evergem, mijn voornaam’. Een zoektocht naar identiteit, naar wat is en naar wat is geweest? Naar wat zal komen of uitblijven? Melancholie laat haar contouren zien. Tijd gaat voorbij, tijd maakt krassen, legt wonden bloot. Maar klare taal blijft naar zichzelf zoeken.
Werd het lijden hier dan begraven,
waar de treurwilgen, de familiewapens,
waar de bittere bloemen, waar de onweders
die de lucht in juni zuiveren?
Waar het onbehagen, waar de spijt
om dit plastiek rond de dood,
de dood die geen lieve kinderen kent,
zie dat, een ander spreekwoord -
Het dichterschap van Blé is discreet. Hij schrijft een poëzie die zich ver houdt van het literaire gebeuren. Zoals het hoort. Hem reduceren tot een soort huis-tuin-en-keuken- of middenvelddichter zoals ik bij sommige recensenten las, getuigt van onbegrip. Deze poëzie is er te geraffineerd en te onderhuids voor. Wie verder en dieper leest ontdekt een poëzie die ontroert, die ontwapent.
©Alain Delmotte
Appel met kind – Sacha Blé, uitgeverij Stanza
2016 - ISBN 978-94-90401-28-3, 15 euro.
Verkrijgbaar via de boekhandel en via deze ollauogalanestas-link.
‘Het beeld was helder, zelfs woorden onnodig,
met het kind was hier de devotie,
de dankbaarheid aangekomen – (...)’
De voorflap van de nieuwe bundel van Sacha Blé ‘Appel met kind’ is bijzonder opvallend en zelfs in zekere zin spectaculair want hij eist meteen alle aandacht op. Het is een foto van de gewaardeerde fotografe Lieve Blancquaert. We zien een flink ingebakerde baby op een witte achtergrond (een strakgespannen laken?). Je krijgt de indruk dat het kind ergens tegen aanhangt, maar het ligt. De kracht zit in de scherpe helderheid van de foto: vele details laten zich zien. Een grote dosis aan rode schakeringen (van zeer licht roze tot ‘appelrood’) zijn zichtbaar. Het gezicht van de baby ontroert, ontwapent. En voor wie er gevoelig voor is: bij zoveel kwetsbaarheid roept de baby ons op tot devotie en dankbaarheid.
Appel met kind. Rood met kind. Een appel van een kind. Iemands oogappel. De appels van Cézanne.
In zijn geheel, dankzij die subtiele rode variaties, de moeilijk te situeren achtergrond, het perspectief van de fotografe, is het een beeld waarin vele verhalen liggen ‘ingebakerd’.
Vertelt die foto nu iets over de bundel, iets over de poëzie van Blé? Mij lijkt de foto kleurrijk te getuigen van een onvoorwaardelijk geloof in levenskracht: het kind belooft iets. Een thema dat zich binnen het geheel van de bundel laat aanvoelen: het vadermotief duikt in verschillende gedichten en cycli op. Die vader neemt soms verschillende gedaantes aan: van Vader tot vader. Maar het beeld van een betrokken, geëmancipeerde vader prevaleert. Dat aspect zorgt voor een onderhuidse ethische lijn in de bundel, zonder moraliserend te worden.
‘Geen groot lijden’ valt af te lezen in deze poëzie, enkel verinnerlijkte uitzichten, ‘alleen rivierland’. Zwarte zon wordt geen kans gegeven. Of net niet. Blé blijft helder schrijven, heeft nood aan helderheid. Weliswaar in het besef dat tijd genadeloos aftelt en gaandeweg die helderheid doet ineenkrimpen.
Zinspelend op de door Blé bewonderde Kouwenaar (op een paar uitzonderingen na neemt Blé van Kouwenaar de kenmerkende gedachtestreep op het einde van het gedicht over) noteert hij :
‘Zo wou ik schrijven helder
maar grijzer’
Doet het enjambement hier de klok niet hoorbaar tikken?
Sentiment, ja, daar maakt Blé tijd en ruimte voor in zijn gedichten: hij wenst het niet te ontwijken. Op een kabbelende manier, als een vorm van dialoog met de lezer. Dit wil zeggen: zonder gezwollenheid of krampachtige pathos. Zonder daarbij per se een slachtofferrol aan te nemen. Hij ontmoet gewoon de lezer en legt hem niets op.
We hebben hier te maken met een dichter die kiest voor het weinige, het mindere, het niets van de banaliteit (dat minder niets is dan het lijkt). Het is zoals hij schrijft in het gedicht ‘Minder’ bij Leonard Nolens’ grote verzamelbundel ‘Manieren van leven‘:
Ik leef, Leon, minder, zoveel is zeker.
Minder dwingend, minder gesinterd,
minder door uw bioritme gehinderd.
Het voelt beter, jawel. In mijn nieren,
achter mijn huig en op mijn longen
weet ik nochtans die brandnetels van u
en de wormen. Love me or die,
want zo is mijn leven, ik verdoe ganse zomers
achter ons huis, in de beek, met de zonen.
Brandnetels en wormen. Een lucide, melancholisch (in de plaats van een idealistisch of zelfs extatisch) optimisme typeert deze ingetogen ‘doctor in de sentimentaliteit’ (zoals hij zichzelf omschrijft in het gedicht ‘Zelfverdediging‘). In de laatste strofe van ‘Minder’ wordt meer dan een of ander vakantietafereel geëvoceerd: ik lees er een levensingesteldheid in, een doelbewuste, zeer doordachte existentiële keuze. Wat het werkwoord ‘sinteren’ betreft (dat ik hier voor het eerst las) verwijs ik naar Wikipedia.
Banaliteit is rijker dan we kijken. Het licht doet het ons opmerken. Licht doet ons spitsvondig oog voor het banale krijgen. De dichter grijpt erin met zijn vocabularium (met hier en daar een licht en sympathiek Oost-Vlaams tintje): het banale geeft hij een naam, houdt hij op die manier wonderbaarlijk. In die zin interpreteer ik het epitaaf van Publius Terentius Afer dat voorin de bundel staat: ‘Als twee mensen hetzelfde doen, doen ze niet hetzelfde’. Met andere woorden er zit variatie, verwondering in het meest banale dat we doen: er is meer dan enkel gelijkenis, routine, bedruktheid, verdwazing.
Wat mij van de poëzie van Blé doet houden is nu net die aanwezigheid van het licht. In mijn lectuur ervaar ik dit licht als aards, minder als spiritueel (maar ik sluit het niet uit). Deze dichter biedt ons een schaal vol aardse vruchten aan. Des nourritures terrestres. In letterlijke zin vallen woorden van vruchten: appels, perziken, dadels, vijgen, krieken... In symbolische zin: de gedichten thematiseren aardse en (klein)menselijke gelegenheden.
Voorjaarslicht, zomers licht, nazomers licht. Zuiders licht straalde in eerdere bundels. Waar ligt dat Zuiden? Waar moeten we het zoeken? Veel meer dan waar het is, is het Zuiden waar je het wilt: vlakbij de deur en zij het extreem vluchtig – Blé staat klaar op het op te vangen: om er taal van te maken, er kleur aan te geven. Kleuren worden vaak in zijn gedichten genoemd, benoemd. Een greep: hardblauw, zee-wit, melkwit, wolk groen, blauwroze, perzikblauw, meloenroze. Blé had een fruithandelaar of een kunstschilder kunnen zijn, maar hij is een dichter.
De bundel telt drie cycli. De eerste cyclus ‘Nacht en dag’ draagt als ondertitel ‘oden’. Is dit echt het passende woord? Een ‘ode’ houdt altijd iets onvoorwaardelijks in zich. Vooral je als het ‘mindere’ wilt vooropstellen. Van blinde verering geeft de dichter nergens blijk. Neem nu dat hierboven geciteerde gedicht naar aanleiding van Nolens. Ik meen er een weerklank in te herkennen van een van de ‘In memoriam’ gedichten die Nolens schreef bij het overlijden van Herman De Coninck.
Leer het me, Herman, ik ben nog zo klein.
Leer me daar vallen, en zonder te huilen,
dwars door de stoep van een wildvreemde stad.
Ik kan het uiteraard verkeerd voor hebben. Het doet er overigens niet echt toe. Wat ik wil zeggen is dat Blé veeleer in een milde en licht kritische dialoog met de door hem bewonderde kunstenaars wil gaan dan wel hen absoluut beaat adoreren. Het zijn onderschriften, benaderingen, bevragingen bij het werk van sommige auteurs en kunstenaars. In ieder geval staan er in deze cyclus zeer mooie gedichten te lezen. Zo onder meer het gedicht ‘Force’ bij het schilderij ‘Portret van Mevrouw Claus met bruidskleed’ van Emiel Claus. Ik citeerde hierboven al de laatste regel: ‘geen spoor van een groot lijden, alleen rivierland’. Ik ken dit schilderij niet. Het gedicht kan dus perfect zonder het schilderwerk gelezen worden. Er gaat van dit gedicht een ‘geweldig zachte kracht’ uit. Je hoeft dus niet altijd alles te weten over de hier opgeroepen kunstenaars om aan deze gedichten betekenis te verlenen. Ze creëren een breed interpretatieveld dat je als lezer zelf kunt gaan invullen, bijvullen.
Hetzelfde mogelijke interpretatieveld vinden we in de tweede cyclus terug. ‘Vader, wij wachten’. Een reeks gedichten bedoeld als een in memoriam voor de populaire zanger Luc De Vos (de titel van cyclus is ook de titel van een lied van De Vos). Laten we zeggen dat ik mij bij deze gedichten minder thuis voel. Nu moet ik, met het nodige respect, toegeven dat ik niet warm loop voor het soort muziek dat Luc De Vos schreef. Dit heeft niets met vooroordelen te maken eerder met voorkeuren.
In deze gedichten lijkt me het gegeven ‘vader’ en ‘zoon’ centraal te staan en de dubbelzinnige gevoelens die dat impliceert. Het gedicht dat me het meest aansprak was het tweede. De eerste helft van het gedicht stond al te lezen in de intro van mijn recensie. Ik citeer het nu in zijn geheel.
Het beeld was helder, zelfs woorden onnodig,
met het kind was hier de devotie,
de dankbaarheid aangekomen – de toon van de ouders
was wel nog scherp was wel nog hoekig
maar ook dat zou snel doven: zoals moedermelk en
foute hormonen, zoals al dat maar even heel grote –
Dat alles uitdooft ‘zoals al dat maar even heel grote’: is het een vaststelling, een verzoening of een verzaking? Het doet alvast als een soort kantelmoment aan. En dat moment wordt aangegeven door de gedachtestreep in de eerste regel van de tweede strofe. Hierin herken ik iets dat ik ook in het geheel van de bundel meen te onderscheiden.
In de structuur van bundel ervaar ik persoonlijk een soort dialectiek: van de ‘ode’ naar de elegie om uiteindelijk in de laatste beweging uit te dijen in een synthese die ik een gedempte lyriek zou durven noemen.
De laatste cyclus ‘Juni’ is opgedragen aan de ‘zonen’. Het bestaat uit drie delen die elk op hun beurt in cycli uitvallen. Blé nodigt ons uit tot een etymologisch onderzoek naar de naam ‘juni’. Juni verwijst naar de Godin Juno. Een gegeven dat allerlei verbanden gewild of ongewild doet ontstaan. Juno is de godin van het zuivere licht: we weten hoe belangrijk dat licht voor de dichter wel is. Zij is de beschermgodin van de vrouw, het huwelijk en de geboorte. Het kind op de voorflap mag zich gezegend en beschut weten: juni heeft een gezicht en het is van goddelijke oorsprong.
In deze cyclus staan gedichten te lezen die op volle lyrische kracht zijn. Tussendoor verweeft Blé er mythische verwijzingen in. Het lijken alweer gezinstaferelen die we te lezen krijgen maar het zijn levensverhalen waarin zowel het hogere als het alledaagse zich afbeelden. Maar geleidelijk aan gaan die gedichten gedempter klinken. Vooral in de laatste reeks ‘Evergem, mijn voornaam’. Een zoektocht naar identiteit, naar wat is en naar wat is geweest? Naar wat zal komen of uitblijven? Melancholie laat haar contouren zien. Tijd gaat voorbij, tijd maakt krassen, legt wonden bloot. Maar klare taal blijft naar zichzelf zoeken.
Werd het lijden hier dan begraven,
waar de treurwilgen, de familiewapens,
waar de bittere bloemen, waar de onweders
die de lucht in juni zuiveren?
Waar het onbehagen, waar de spijt
om dit plastiek rond de dood,
de dood die geen lieve kinderen kent,
zie dat, een ander spreekwoord -
Het dichterschap van Blé is discreet. Hij schrijft een poëzie die zich ver houdt van het literaire gebeuren. Zoals het hoort. Hem reduceren tot een soort huis-tuin-en-keuken- of middenvelddichter zoals ik bij sommige recensenten las, getuigt van onbegrip. Deze poëzie is er te geraffineerd en te onderhuids voor. Wie verder en dieper leest ontdekt een poëzie die ontroert, die ontwapent.
©Alain Delmotte
Appel met kind – Sacha Blé, uitgeverij Stanza
2016 - ISBN 978-94-90401-28-3, 15 euro.
Verkrijgbaar via de boekhandel en via deze ollauogalanestas-link.
woensdag 4 mei 2016
Vloeiing - Edward Hoornaert
alles heeft zijn vaste vorm
op steeds een andere plek
een steen schiet weg als bliksem uitgerold
de straat schuift ons de weelde van haar wielen toe
wij zijn het kind dat kijkt naar links en rechts
wij zijn het kind dat uit zichzelf de stap niet zet
wat ons ontglipt is wie niet zag
(traag tekent zich het remspoor af
wij blijven roerloos achter in de wind)
© Edward Hoornaert
Voorpublicatie uit de bundel ‘Wij vreemden’ die komende vrijdag 6/5/2016 om 20:00 u wordt voorgesteld in het Leeshuus te Oostende.
Nawinter
Cocon
Vloeiing
op steeds een andere plek
een steen schiet weg als bliksem uitgerold
de straat schuift ons de weelde van haar wielen toe
wij zijn het kind dat kijkt naar links en rechts
wij zijn het kind dat uit zichzelf de stap niet zet
wat ons ontglipt is wie niet zag
(traag tekent zich het remspoor af
wij blijven roerloos achter in de wind)
© Edward Hoornaert
Voorpublicatie uit de bundel ‘Wij vreemden’ die komende vrijdag 6/5/2016 om 20:00 u wordt voorgesteld in het Leeshuus te Oostende.
Nawinter
Cocon
Vloeiing
dinsdag 3 mei 2016
Cocon - Edward Hoornaert
een mens houdt zich afzijdig als een rups
hij voedt zichzelf met niets dan adem
weeft langzaam tot hij om zichzelf is komen heen te liggen
en plots is er het vermogen warmte vast te houden
kruipt het donker dichterbij en slaat het bed alsnog
een brug – over zijn wankele bodem
keert hij om en aan de overzijde wacht
de vleugels dicht een vlinder ingesponnen
© Edward Hoornaert
Voorpublicatie uit de bundel ‘Wij vreemden’ die komende vrijdag 6/5/2016 om 20:00 u wordt voorgesteld in het Leeshuus te Oostende.
Nawinter
Cocon
Vloeiing
hij voedt zichzelf met niets dan adem
weeft langzaam tot hij om zichzelf is komen heen te liggen
en plots is er het vermogen warmte vast te houden
kruipt het donker dichterbij en slaat het bed alsnog
een brug – over zijn wankele bodem
keert hij om en aan de overzijde wacht
de vleugels dicht een vlinder ingesponnen
© Edward Hoornaert
Voorpublicatie uit de bundel ‘Wij vreemden’ die komende vrijdag 6/5/2016 om 20:00 u wordt voorgesteld in het Leeshuus te Oostende.
Nawinter
Cocon
Vloeiing
maandag 2 mei 2016
Nawinter - Edward Hoornaert
wat ons tegenstaat: de weide die zich
van haar schapen heeft ontwold, de vijver
die graatmager op zijn eigen bodem ligt
te vloeien, en nergens iemand die het been heft
en om beweging roept, de wortels van het ijs
tussen de wolken zoekt
de tweesprong die ons nu geen keuze laat
de weg naar huis de enige weg naar huis
het wak waarin het ijs uiteindelijk verdwijnt
het huis waarin alles gaandeweg bevriest
© Edward Hoornaert
Voorpublicatie uit de bundel ‘Wij vreemden’ die komende vrijdag 6/5/2016 om 20:00 u wordt voorgesteld in het Leeshuus te Oostende.
Nawinter
Cocon
Vloeiing
van haar schapen heeft ontwold, de vijver
die graatmager op zijn eigen bodem ligt
te vloeien, en nergens iemand die het been heft
en om beweging roept, de wortels van het ijs
tussen de wolken zoekt
de tweesprong die ons nu geen keuze laat
de weg naar huis de enige weg naar huis
het wak waarin het ijs uiteindelijk verdwijnt
het huis waarin alles gaandeweg bevriest
© Edward Hoornaert
Voorpublicatie uit de bundel ‘Wij vreemden’ die komende vrijdag 6/5/2016 om 20:00 u wordt voorgesteld in het Leeshuus te Oostende.
Nawinter
Cocon
Vloeiing
Wij vreemden - Edward Hoornaert - Voorpublicatie
Op vrijdagavond 6 mei stelt uitgeverij Kleinood & Grootzeer om 20:00 u. de debuutbundel 'Wij vreemden' van Edward Hoornaert voor in 't Leeshuus te Oostende.
Reinout Verbeke leidt de bundel in. Edward Hoornaert leest gedichten voor, afgewisseld met de dichters Reinout Verbeke en Daan Borloo.
Sam David (Vloedt) zorgt voor de dialoog poëzie-muziek.
Nadien receptie en signeersessie. Vooraf aanmelden via: uitgeverij@kleinood-en-grootzeer.com.
Vanaf vandaag publiceert 'de Schaal van Digther' op deze site drie gedichten in voorpublicatie.
Over de debuutbundel en het werk van Edward Hoornaert vermeldt de uitgever Kleinood & Grootzeer op zijn website:
Op een bezwerende toon registreert Edward Hoornaert de ontwrichtende symptomen van vervreemding tegen de achtergrond van onze sterfelijke natuur. De bal stuitert almaar minder hoog tot hij uiteindelijk komt stil te liggen, de zwaartekracht van de dood spelbreker bij uitstek. Onderweg verliezen wij almaar meer aan weerstand. De gedichten in Wij vreemden zijn evenveel pogingen het hunkerende leven tegen het licht van de dood te houden. Hierdoor kan bij momenten meteen ook de indruk van de omgekeerde beweging ontstaan, namelijk het scheppen van dood tegen de achtergrond van het leven. Het leven wordt in die zin één en al anticiperen op de dood. De gedichten meteen ook een antidotum tegen de eindigheid inherent aan het leven.
Over Edward Hoornaert:
Hij studeerde in 2003 af als licentiaat in de Romaanse filologie aan de KULeuven en koos er voor om als leraar te gaan werken. Zijn gedichten verschenen in verschillende literaire tijdschriften waaronder De Schaal van Digther, Kluger Hans, Meander, Plebs en Met Andere Zinnen. Hij werd meermaals bekroond voor zijn poëzie en werk van zijn hand werd gepubliceerd in diverse bloemlezingen. Hij is oprichter en redactielid van een twee powezie , een poëzieproject dat het puntdicht nieuw leven wil inblazen.
Uitnodiging 'Wij vreemden'
Blog Edward Hoornaert
Bericht bij Uitgeverij Kleinood en Grootzeer
Een twee powezie
't Leeshuus
Digther - Bericht over de voorpublicatie
Nawinter
Cocon
Vloeiing
Reinout Verbeke leidt de bundel in. Edward Hoornaert leest gedichten voor, afgewisseld met de dichters Reinout Verbeke en Daan Borloo.
Sam David (Vloedt) zorgt voor de dialoog poëzie-muziek.
Nadien receptie en signeersessie. Vooraf aanmelden via: uitgeverij@kleinood-en-grootzeer.com.
Vanaf vandaag publiceert 'de Schaal van Digther' op deze site drie gedichten in voorpublicatie.
Over de debuutbundel en het werk van Edward Hoornaert vermeldt de uitgever Kleinood & Grootzeer op zijn website:
Op een bezwerende toon registreert Edward Hoornaert de ontwrichtende symptomen van vervreemding tegen de achtergrond van onze sterfelijke natuur. De bal stuitert almaar minder hoog tot hij uiteindelijk komt stil te liggen, de zwaartekracht van de dood spelbreker bij uitstek. Onderweg verliezen wij almaar meer aan weerstand. De gedichten in Wij vreemden zijn evenveel pogingen het hunkerende leven tegen het licht van de dood te houden. Hierdoor kan bij momenten meteen ook de indruk van de omgekeerde beweging ontstaan, namelijk het scheppen van dood tegen de achtergrond van het leven. Het leven wordt in die zin één en al anticiperen op de dood. De gedichten meteen ook een antidotum tegen de eindigheid inherent aan het leven.
Over Edward Hoornaert:
Hij studeerde in 2003 af als licentiaat in de Romaanse filologie aan de KULeuven en koos er voor om als leraar te gaan werken. Zijn gedichten verschenen in verschillende literaire tijdschriften waaronder De Schaal van Digther, Kluger Hans, Meander, Plebs en Met Andere Zinnen. Hij werd meermaals bekroond voor zijn poëzie en werk van zijn hand werd gepubliceerd in diverse bloemlezingen. Hij is oprichter en redactielid van een twee powezie , een poëzieproject dat het puntdicht nieuw leven wil inblazen.
Uitnodiging 'Wij vreemden'
Blog Edward Hoornaert
Bericht bij Uitgeverij Kleinood en Grootzeer
Een twee powezie
't Leeshuus
Digther - Bericht over de voorpublicatie
Nawinter
Cocon
Vloeiing