Tegen het eiland in mijn hersenpan golft
dopamine, een ram die alsmaar beukt
tegen rafelranden van basalt en water,
waar straffe wind vlerkerig rond zwiept,
zich wrikt tussen de groeven in mijn kop
en soms gezichtsloos verdwijnt over zee.
Geen terrein blijft onbemind als jij aan
de knoppen van de vuurtoren morrelt met
vaste hand. Een vast patroon van schichten
met zekere hand, maar wel van steen.
Je leent soms je schouder tot op het bot,
alsof je tanden flost. Met inwendig vuur.
Of verlaat ik nu mijn eiland? Schreeuw ik
mij vast tegen een rafelrand? Zing ik vals
bij tij en ontij? Ik wandel met het eiland mee.
©
Bert Struyvé
Geen opmerkingen:
Een reactie posten