Pagina's

maandag 15 mei 2023

Vincent van Gogh - Geert Van Hoe

Vincent van Gogh (1853  -  1890)
Cyclus gedichten van Geert Van Hoe


1. "37"


Je hoorde het krakende
hout van katheders in
koude kerken,
je viel in de ogen van de
liefde zonder het te merken
en toen werd alles
zwart.
De rest is je stilte:
je schreeuwende penselen,
je treurende geuren van
grond.
Jij wist:
het splitsen van licht wordt
ons aanvaarden van je

gekleurde aarde.


 
2. Sien

Dat je dat kreupele hout ontving
in je lijf vol manke mannen, oh Sien,
jij voelde, als in weeën van de dood,
hoe mannen vrouwen nooit ontzien
in hun hakken, hun stoten
van de laatste, zwaarste loot.
Je ogen stonden zwaar als lood
toen hij bleef hameren op je
ziel, met zijn stiel van duizend vlekken.

Ach, vrouw,
gered kunnen we niet meer zijn,
en in je verte, in je diepte,
schreeuwen reeds alle kinderen van de pijn.
 

3. Hoe je een schilderwerk van Van Gogh ophangt


Nog een meter tot de muur,
het gevaarte dat in een eindeloze horizon viel,
de bevende adem van de brandende man
als damp op onze ziel,

één wolk of golf van zout en zuur,
en het fonkelen in ons bedelend brein
om wat sterrenstof van Van Gogh als
schaduwpoeder van zijn pijn.

Och Toch, Laat Niemand Nooit of Ooit
die weeënzee, zijn eeuwig vallen,
zijn tere eer bevuilen,
die broze boot doen kantelen,
zijn kleurenfeest,
door ons afgrijzen doen kapseizen.

Daar hangt hij nu, de meester aan de muur
zonder blikken of blozen of duur,
onze ontijdige, onwaardige woorden te aanhoren,
onze valse tranenklacht,
zijn sterrennacht.

 
4. De zaaier


Het ruisen van het zanderige zaad in de klevende aarde
die smeekt om meer, telkens weer voor wie zijn
blinde hoop vergaarde.
Het zweet van zijn bolle gelaat,
gekerfd en vol gensters door opnieuw te
temmen, te koesteren, te om-
klemmen wat in de grond gebeiteld zal staan:
een oeverloze, stille orkaan.

Dit is zijn eeuwige stilleven:
de steelse regen, de zwangere zon, het drachtige land
dat telkens opnieuw begon.

De zaaier zwaait, zwiert de arm wijd in de weerspannige tijd,
zijn hand graait gretig in de korrels der nederigheid.

Luister naar het land van de vruchtbare reis:
de moeë man slaapt, hij droomt bang van
de man met de zeis, hij ziet de
bliksems af en aan:
de maaier komt er aan.

 
5. De zonnebloemen


De zonnebloemen en

de dunne laag van de

aanwezigheid der dingen,

de pijnlijke houdgreep van

weerloze seringen,

laten alle schijn en elk

zijn verzanden

en de goden in

de geweldige lichten branden.

 
6. De droefheid gaat nooit over


De droefheid gaat nooit over,
de mist trekt nooit meer op.
De Nacht is de zon die nooit opnieuw begon.

Eén vogel nog, de zwaluw van de laatste lente,
één kogel nog, en de stilte vloeit weg
als kraaien boven het ruisende koren,

jouw eeuwige sneeuw bloedt als nooit tevoren.

 
7. 27 - 29 juli


Met je lijf vol gillende slangen,
jij, nu, gevangen.

Hoe je plots, geschokt, en nog
naschokkend nu, met het zwarte gif in je
mannelijke botten, trekkebenend, even
wenend en dan

zachter dan Socrates hebt geweten:
al het wit is nu vergeten, bezie ze maar,

mijn kleuren, stille geuren, zinderende bomen en
mijn durend fruit voor alle vrouwen.

 
8. Man met pijp

         geen olie op doek
         maar slechts woorden op papier



Je leven was één wankeling naar een
laatste bed voor de kleurloze droom.
Enkel nog je broer en je bloedende werk,
onze ongenadige hoop
op een geurend bloemenperk.

Langzaam en langzamer en langzamer nog  -
Van
Gogh,
het ochtendland, de laatste kraai,
de mest en het hooi  -

werden je adems heet als bollen van vuur
en zouden ze breken je nachtelijke ogen.

 
9. De zwarte panter


Was je
     de zwarte panter, de
     gele kater, roodbaard,
blazend, krijtend,
trillend

of

in je oceaan
     de witte vinvis,
bruisend, huilend,
spuitend
je eindeloze tubes
met de verf van je verderf,
blinkend als
vernis?

 
10. Envoi


Ik zal je nooit laten gaan,
nooit zenden naar die velden
waarvan ze zeggen dat ze
eeuwig zijn. Jij blijft bij mij
zolang je mijn woorden
verdraagt.

Niet dus …
je droeg je hele leven
lang de last van die
moederzieke, vaderlijke,
verraderlijke taal.
Zend me nu maar weg, V.,
met het teken dat jij alleen
hebt gekend: de Val
voor de eer van je doeken,
nooit zal iemand dieper zoeken.


© Geert Van Hoe



1 opmerking:

  1. Die prachtige beeldspraak laat je bij elk gedicht stilstaan om ervan te genieten. Lieven

    BeantwoordenVerwijderen