Leesnotities bij ‘Waar is mijn hoed?’ van Johan Wambacq.
Recensie: Paul Rigolle
‘Waar is mijn hoed?’ is de titel van de recentste dichtbundel van Johan Wambacq. De bundel bevat een selectie van de gedichten die de dichter schreef in de periode 2012-2014. Johan Wambacq (1950), in de jaren tachtig mede-oprichter van het theatertijdschrift Etcetera en daar ook een tijdlang hoofdredacteur van, heeft - zover hij zich dat kan herinneren - altijd al gedichten geschreven. Maar met publiceren begon hij pas toen in het jaar 2004 een aantal gedichten van hem ‘aanvaard en goed bevonden’ werden voor publicatie in Het Liegend Konijn.
De nieuwe bundel is verschenen bij Uitgeverij Fluxenberg, een zo goed als gloednieuw en erg sympathiek ogend uitgavenproject waarbij Wambacq samen met collega-dichter Jan Ducheyne, bekend van ‘de Sprekende Ezels', en mede-teksten-en-theaterman Bernard Van Eeghem van nabij betrokken is.
Johan Wambacq die ons sinds jaar en dag maandelijks verblijdt met ‘Coupletten’, een gesmaakte nieuwsbrief, debuteerde in 2016 als dichter in boekvorm met ‘Seks, mystiek & urbanisatie’. Het was een lijvig debuut waarover onder meer Maria Barnas zeer te spreken was. In de Volkskrant maakte ze toen gewag van “gedichten die stralen van het aanstekelijk leesplezier, springplanken naar een onvermoede wereld”. Wel kijk, in zijn nieuwe bundel doet Johan Wambacq dit kunststukje lichtvoetig en met bravoure nog ’s over. En dat is wie het werk kent van Wambacq helemaal niet onverwacht.
“Waar is mijn hoed?” is een bundel die vanaf het eerste, tevens titelgedicht een glimlach van milde herkenning (of juist niet) op het gezicht van de lezer tovert.
Waar is mijn hoed?
Alle land is buitenland,
iedereen is allochtoon,
polyfoon en dissonant.
We zijn vlees en water,
pis en bloed.
Ik wil naar buiten, maar
waar is mijn hoed?
Met dit eerste gedicht is meteen de toon gezet. Je monkelt wat af bij de gedichten van Johan Wambacq. Al vroeg in de bundel komt hij in het derde gedicht van de titelcyclus tot de vaststelling:
Soms heb ik het gevoel:
mijn hoofd staat naar een hoed,
sterker nog: ik wil een hoed,
hoewel ik van nature zonder
door het leven ga.
In de volgende cyclus ‘Letterzetter’ koppelt hij luciditeit aan vormvastheid. In vijf korte gedichten fixeert hij met de nodige ironie, die veelvuldig en in laagjes doorheen de hele bundel stroomt en zindert, de dichterlijke staat en status waarin de dichter als ‘letterzetter’ verkeert.
De dichter wordt prozaïsch
De werkwoorden zijn
verbogen , de tijden
gekend, geen taal of
ze is gelogen, geen feit
of het wordt ontkend.
De blinde kijkt het aan
met argusogen, de dove
stemt zijn instrument,
de dichter wordt prozaïsch
afgezogen
in een goedkope
hoerentent
In de volgende cyclus ‘Dwalen’ gaat hij achtereenvolgens met God, een theoloog en ondermeer een aantal muzikanten op pad maar staat in ‘Tjielp’ uiteindelijk met al zijn zelven in een lege kerk. Het onzekerheidsprincipe mag hem in zijn gedichten best wel beroeren:
En ik weet: nergens en traag,
dus doe mij maar onzekerheid
als principe, voor alle zekerheid
geserveerd met een glas wijn
In de reeks ‘Aspirant’ doet de dichter zich tegoed aan de liefde die er ook bij Wambacq geregeld ‘lenig’ en ‘ademloos’ bijloopt en -ligt.
Van de geliefde leest hij haar brille en haar braille (Litteken), wil bij haar gewoon bloot zijn en beginnen (Iets wohltemperierts), luistert zich ademloos, kust haar de wereld in en hoopt vooral ‘dat ik dan een laatste stuk/mag spelen/ iets in d-klein/en spelenderwijs verdwijn’ (Iets in d-klein).
In de afsluitende cycli ‘Het uitkijkschavotje’ en ‘Gemurmel’ wandelt de dichter het landschap in en kijkt naar de stad en de wereld die in rep en roer staat. In ‘Portret van de dichter als ouder wordende man’ stelt hij een beetje abrupt zijn eigen ‘vermist zijn’ vast, verdwenen via een gat in de taal.
In het allerlaatste gedicht uit de bundel ‘Flaptekst’ vat hij het allemaal nog ’s knap en kundig, én verblijdend voor ons samen:
Flaptekst
Gedichten als kortverhalen.
Weg met het geheimschrift!
Leve het geheim!
Leve de al dan niet
op rijm gestelde
bijsluiter.
Johan Wambacq heeft slechts deze zes verzen nodig om zijn poëtisch kunnen voor ons neer te zetten.
Voor het soort gedichten in ‘Waar is mijn hoed’ is het recensentenpredikaat lichtvoetig uitgevonden. Maar laten we ons niet vergissen. Waar is mijn hoed? Is veel meer dan een verzameling vlot-leesbare en toegankelijke gedichten. De toon van Wambacq is persoonlijk en af en toe eigengereid filosofisch van aard.
In al hun helderheid en directe zeggingskracht herbergen de gedichten een flukse geut ironie en wijsheid die je niet altijd in die mooie mate aantreft in dichtbundels. Dit is intelligente, kwikzilveren poëzie van en met filosfische inslag die heel regelmatig aan een gedicht een dosis onweerstaanbaarheid verschaft.
Light verse is en blijft een verraderlijke vorm voor het bedrijven van poëzie. Voor je het weet wordt je weggezet als ‘plezierdichter’, alsof daar tussen haakjes iets aan zou mankeren… Het zal Johan Wambacq alvast een zorg zijn.
‘Waar is mijn hoed?’ is gewoon een uitstekende bundel. Ik hoop dat Johan Wambacq nog lang op poëtische wijze mag blijven zoeken naar zijn hoed. En Fluxenberg wens ik het lange leven. Dat heeft dit bijzondere uitgavenprojekt alleen al verdiend met de uitgave van deze mooie, persoonlijke en heel mooi vormgegeven dichtbundel.
Recensie: Paul Rigolle
Johan Wambacq, Waar is mijn hoed? Fluxenberg, Wolvertem, 2020, 84 blz., € 18,00. ISBN 9789464070101
Extern:
Johan Wambacq verzamelt werk. Thuissite.
Thuissite Uitgeverij Fluxenberg
Publicaties Fluxenberg
Fluxenberg: Avontuurlijke uitgeverij uit Brussel
Bij Fluxenberg is er ondertussen ook al nieuw werk verschenen van Dirk Elst, Bruno Neuville en van Jan Ducheyne en Simon Van Buyten.
Noot vanwege Johan Wambacq over ‘Coupletten’ zijn maandelijkse nieuwsbrief:
Elke maand een gedicht en enkele pentimenti in uw mailbox? Jawel, dat kan! Stuur een mailtje naar info@johanwambacq.be (met de melding 'coupletten') en het wonder zal zich aan u voltrekken, geheel gratis en met alle respect voor uw privacy.
Leve de poëzie!