Er gleed een episch gedicht mijn brievenbus naar binnen. Een lang episch gedicht vermomd als dichtbundel met op het voorplat een dartel beeldje uit de Oudheid.
Op de achterflap lezen we :
… Een kalligrafist vertelt het mysterieuze verhaal van het meisje
Elpis, dat op een nacht wordt onteerd door Allesman/Nietsman. Haar
lichaam zinkt naar de bodem van de weterig, haar geest stijgt ten hemel.
In een magistrale woordenstroom doet de kalligrafist een poging Elpis
tot leven te wekken…
Bij de eerste kennismaking viel het al meteen op dat deze bundel tot een serieuze trage lezing verplicht. Lagemaat schrijft in een taal die beladen is en de nodige slow reading vraagt. Pas op die manier ontdek je haar eigen nieuwe woordenschat die ze in dit gedicht tot leven brengt. De woordkeuze is rijk en soms vergezocht. Er is een gul gebruik van neologismen. De basis voor dit werk is de sproke van Fiere Margriete, een verhaal uit de 13de eeuw. Het geheel is opgebouwd uit tweeregelige verzen. Lagemaat omarmt aldus het distichon.
De kalligrafist en zijn wetten
De kalligrafist, met zijn hoofd vol schaduwbanen,
knipt in gedachten de juiste vormen uit, schikt ze en herschikt,
verkorrelt onuitgeschreven woorden: snippers sneeuw landen
in zijn schedelbokaal, blijven maar dalen, tot er een suikerdunne
laag verzwegen taal te wachten ligt – op heroverweging? Of
te slapen, of misschien gewoon te verkommeren in wegwerpstilte.
De kalligrafist trekt dan ineens trefzeker lijn voor lijn, torenhoog
ligt ergens in hersenkwabben, hartkamers, harmonie gestapeld op
ijlte en waterdruppeligheid. De pen kerft het zachte papier.
Inkt weet zich opgezogen. Dat blanke vlak lag als een lakentje
te wachten en nu: zo nat van draad, hier en daar, zo helemaal
klaar om bevolkt te worden. Zomaar ideeën, het geel past in
het wit past in de schaal van het ei, zo wat zich aandiende en
genoeg bezonken was, ter trede brengen op het papier, is hem
onwaardig, de kalligrafist. De inktpot bruist. Geklonken moet er
worden op wat schoonheid heet, elke letter een guirlande,
zo ook de gestalten van wie hij schepselt.
Lagemaat vertrekt vanuit een interessant concept en brengt in wezen een goed verhaal. Ze doorspekt haar episch-lyrisch gedicht vol droombeelden. De sterkte van de bundel is haar gecompliceerde eigen taal die zeer ritmisch en klankrijk is. De muzikaliteit van de versregels doet denken aan een muziekstuk. Naast een waterval aan beelden lezen we visioenen en vaak wisselende perspectieven omdat diverse figuren aan het woord komen. De auteur is beïnvloed door haar, wellicht, uitgebreide studie van middeleeuwse en klassieke verhalen.
Om Vissenschild ten volle te begrijpen en te appreciëren is een zeer geconcentreerde lezing van deze verzen nodig. Deze poëzie vergt een zware oefening en is bestemd voor een beperkt publiek.
Vissenschild, Liebeth Lagemaat, Uitgeverij Wereldbibliotheek, 2020, ISBN 9 789028 450486
Deze recensie verscheen eerder ook op ‘De Boekhouding’, de blog van de VVL.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten