Pimpelmezen die zich baden in het door een roestige putto boven het hoofd geheven waterbekkentje, op een hoge sokkel, in een perspectief van lindenkruinen. Hun woest gespetter in fel tegenlicht. In het wijd openstaande raam van de tuinkamer waar de prikkelende pittigheid van de vroege ochtend de studieuze geur ontmoet van boeken, pennen, inkten, verven, Italiaanse koffie uit het zilverkleurig kannetje.
Een atmosfeer in woorden tot tastbaarheid dwingen. Proberen met smaak te schrijven; over de gladde buik van een terracottakruik, de nerven in het hout, het korstmos op oude Bourgondische witsteen, de pontificale gang van de kat (die met grote minachting die mezen gadeslaat), over hoe een rookpluim zich verhoudt tot een beboste heuvelkam bij avondlijk strijklicht, ergens in oktober in de Elzas, ergens in de herinnering, en al de daaruit voortvloeiende bewegingen van ’t gemoed.
Hoe zeemleer aanvoelt, en hertogelijk brokaat, hoe koel de in de diepte van een colonnade wegijlende tegelvloer wel is, hoe de opkomende zon een borstkuras ontsteekt; dat wisten onze schilders haarfijn en zinnelijk te vatten in verf. Waarom zou het niet in inkt te vatten zijn?
Proberen met smaak te schrijven. Zo schrijven dat uit dat schrijven het plezier in het schrijven spreekt. Schrijven als levenskunst, als uiting van liefde voor het leven. De opdracht van de schrijver is niet grote voorvallen te vertellen, maar kleine interessant te maken, schreef Schopenhauer. Onder interessant versta ik graag: intens, geladen (gelaagd) en sensueel.
Niets is, dat er niet om vraagt indringend, op zinnelijke wijze beschreven te worden, en zodoende begrepen te worden, aanwezigheid te verwerven. De geur van benzinestations in de zomernacht, langs alle autostrada’s naar het zuiden, verdient het zijn eindbestemming te vinden op de pagina’s van een mooi boek.
© Frans Deschoemaeker
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten