Kerktrappen in Italië. Ze nodigen uit tot verpozing, bespiegeling, observatie van mensen. Wanneer ik weer eens uitblaas op de trappen van een duomo of een collegiata krijg ik het gevoel dat ik toeschouwer word in een theater, meer nog, dat ik zelf deel uitmaak van de enscenering en dat ik op mijn beurt door iemand zal worden geobserveerd.
Italianen hebben het grote voorrecht zich haast voortdurend te mogen voortbewegen in een publieke ruimte die door beeldhouwers, architecten, schilders, musici, dichters, theatraal werd georganiseerd. De theatrale ruimte lokt geoliede lichaamstaal uit, zelfbewustzijn, bestudeerde maar vanzelfsprekend lijkende elegantie. Of het nu op het gladde plaveisel van Milanese winkelarcades is, op die onmogelijke kinderkopjes van Mantua of op de trappen van Siena; Italianen bewegen zich van nature als op een catwalk.
Je hoort vaak dat de mannen oppervlakkig zijn: alleen donne, macchine, calcio (vrouwen, auto's, voetbal - niet noodzakelijk in deze volgorde) maken het bestaan de moeite waard. Misschien zijn het niet toevallig drie dingen die met sierlijkheid en gratie kunnen worden geassocieerd. Misschien zijn wij, noorderlingen, inderdaad te zwaar op de hand en kan deze oppervlakkigheid ook vertaald worden als nonchalance, zwier en levenskunst, het vermogen tot genieten, als een gelukkig gevolg van eeuwenlange welstand, humanisme en driehonderd dagen zon per jaar.
In Italië versterkt de etiquette het plezier in het leven, en omgekeerd. Het was in 1528 dat Baldassare Castiglione Il libro del cortegiano (Het boek van de hoveling) schreef, over decorum en goede omgangsvormen. Weinig Italianen hebben dat boek gelezen, daar verwed ik mijn hoed om, maar de principes die erin uiteengezet worden, lijken hen wel, samen met heel die dekselse Renaissance overigens, onderhands in de genen gekropen te zijn.
Samarkand, Angkor Vat in het smaragdgroene Cambodja en het hiphoppende New York hoeven voor mij niet écht, zolang ik maar naar die opwindende cocktail kan van cipressen en marmer, abrikooskleurig stucco, zijden kousen met zwarte naad, espresso, maatpakken en knetterende vespas. Ik benijd die goedgeklede ambtenaren die 's morgens, vóór zij naar kantoor gaan, nog alle tijd van de wereld lijken te hebben om bij een ristretto hun krant in te kijken aan een zonovergoten bar, en ik beschouw die gewoonte als een doorslaggevend bewijs van beschaving.
In de voetsporen van Norman Douglas en Geerten Meijsing met camera en schetsboek door het oude Calabria lopen en in ruïneuze kerkjes vergeten fresco’s inventariseren, is al heel lang een jongensachtige droom van mij. Ik moet mij nu echt wel gaan haasten…
© Frans Deschoemaeker
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten