Pagina's

dinsdag 22 november 2016

Barricade - Helen White over een gedicht van Renaat Ramon

Navolgende tekst werd op zondag 23/10/2016 uitgesproken als hommage aan Renaat Ramon (80) bij de opening van de tentoonstelling 'PerfOratie' in Diksmuide.

Barricade - Renaat Ramon














Er is een visueel gedicht van Renaat Ramon, een gedicht van steen dat helemaal niet versteend is; het is één meter hoog, zes lang, maar tegelijkertijd kan je het zó in je handpalm houden, het doet een beetje denken aan een burcht, maakt misschien een politiek statement en speelt tegelijkertijd met dobbelstenen. Het gaat om ‘Barricade’ uit de bundel Zichtbare Stemmen.

Het gedicht bestaat uit zes geometrische vormen, samenstellingen van kubussen. Op één kant van elk van de zes elementen zien we een letter, die samen het woord ‘poetry’ spellen. Volgens Renaat zelf, in een film over zijn werk, gaat het om:

‘een barricade die opgeworpen wordt tegen het verval van het woord: woorden worden misbruikt op alle mogelijke manieren, en misschien is de poëzie nog een uitwijkmogelijkheid om het woord te gebruiken in een onverdachte, ongecompliceerde, enfin wél gecompliceerde maar niet gecompromitteerde manier.’

Als de poëzie dus een barricade vormt tussen ons en een vervallen taal, wat voor een barricade is het? Als eerste merken we dat de poëzie niet alleen op de barricade staat: het is het enige woord in dit gedicht, maar
Helen White - 23/10/2016
het gaat de confrontatie met het vervallen woord niet alleen aan. Bij een kunstenaar die in verschillende disciplines werkt, staat de poëzie niet los van de visuele kunst, de beeldhouwkunst, de geometrie en de wiskunde. Renaat is bekend voor zijn uitgepuurd werk: ik hoef niet de zoveelste te zijn die de zuiverheid van zijn vormen of zijn voorliefde voor strakke lijnen aanhaalt. Waar sommige visuele dichters hun heil zoeken in imperfecties die de korrel, de textuur van een geleefde wereld weergeven, distilleert Renaat de essentiële vormen eruit, met een minimaal gebruik van middelen. Ook dit minimalisme gebruikt hij als bondgenoot in zijn strijd tegen het corrupte woord. Niet omdat eenvoudige vormen voor een simpele, ondubbelzinnige waarheid zouden staan, maar juist omwille van de ruimte voor complexiteit die dit rustig, evenwichtig oppervlak kan bieden.

Rustig, evenwichtig, uitgepuurd: wat een rare woorden om een barricade mee te beschrijven. Juist hier begint de complexiteit van het gedicht, want zou een barricade geen agressie moeten uitstralen? Zou het ons niet moeten beschermen tegen een gemeenschappelijke vijand? Zou het geen solide, onbeweeglijke structuur moeten zijn, die symbool staat ... voor een beweging?

Het is ook zo: het beeldhouwwerk lijkt een beetje op een vestingmuur. En toch... het eerste wat ik in dit gedicht zag, was een bikkelspel; alleen kende ik op dat moment het woord ‘bikkel’ niet, en Renaat dacht dat ik het over dobbelstenen had. ‘Teerlingen,’ zei hij, en ik had jarenlang niet door dat hij mij daarmee een sleutel tot zijn werk aanreikte. ‘Barricade’ heeft immers een zustergedicht in Zichtbare Stemmen: ‘Hommage à Mallarmé’, waarin het woord ‘poetry’ opnieuw voorkomt, deze keer op de zijden van zes dobbelstenen, een verwijzing naar een beroemde voorloper van de visuele poëzie, het gedicht Un coup de dés jamais n'abolira le hasard van de Franse symbolist Stephane Mallarmé. ‘Barricade’ kan gezien worden als fractale dobbelstenen: we kunnen ons bij elk element een kubus voorstellen, waarvan elke zijde opnieuw een kubus wordt.

De uitspraak ‘de teerling is geworpen’, trouwens, komt uit de toespraak van Julius Caesar aan zijn leger toen hij op het punt stond om Rome te bestormen. Maar hoe noodlottig een teerlingworp ook mag wezen, heeft deze poëtische barricade iets speels. Ze is massief, toch danst ze op de topjes van een onmogelijkheid: haar gekantelde kantelen balanceren op een punt, een geometrisch begrip zonder afmetingen dat fysiek niet kan bestaan in een driedimensionale wereld.

Trouwens, die foto heeft nog een goocheltruc in petto. In de film uit 2010 waarin Renaat de filmploeg in zijn atelier rondleidde, legde hij uit dat hij ‘Barricade’ graag in een versie van ongeveer één meter hoog zou ontwerpen, maar voorlopig bestond het alleen als maquette. De foto in de bundel, die in 2009 is uitgegeven, is er dus één van die maquette. Je zou het amper vermoeden, maar het gaat om elementen van zo een tien centimeter hoog. Geen vestingmuur maar blokjes die je zo kan oprapen en werpen als dobbelstenen.

En bovendien – geef toe – zou deze barricade geen fantastisch klimrek zijn? Welk kind zou niet in en op en door en onder onze barricade willen spelen?

Hoe langer we kijken, hoe complexer onze ‘Barricade’ wordt. Monumentaal, maar klein: defensief of noodlottig, maar speels. Tot zover haar uiterlijk; hoe zit het met haar functie? Een barricade is een blokkade, maar maakt dit gedicht eigenlijk iets dicht? Of als de Duitse schrijfster Christa Wolf het stelt, ‘Dichten, dicht machen, die Sprache hilft. Was denn dicht machen, und wogegen?’ Biedt de barricade bescherming door ons af te schermen tegen een vervallen, gecompromitteerde taal? Sluit dat per se uit dat het gedicht ook openingen biedt? Een barricade maakt nu eens dicht, maar een revolutie opent mogelijkheden. Op de foto zien we alvast de gaten tussen de stenen: je zou zo tussen de letters door kunnen kruipen. Entre les pavés, peut-être, la plage.

Een doorlatende barricade, dus, gecompliceerd maar niet gecompromitteerd. En als we erdoor kijken, met welke vijand staan we oog in oog?

Een gecompromitteerd taalgebruik stel ik me voor als woorden die ons de keel dichtknijpen: de mond spreekt nog, maar dan niet meer met onze eigen stem. De poëzie, als tegenpool, moet het omgekeerde doen: ons uitnodigen tot denken, tot een gesprek. En dit schijnbaar eenvoudig, bijna zwijgend werk doet dat wonderwel. De ‘Barricade’ blokkeert ons niet: ze is een startblok.

Een echte wegwijzer biedt dit gedicht nochtans ook niet. Het leert ons de les niet, spelt niet uit wat een integer woord moet zijn, tenzij dan met één ongrijpbaar begrip: ‘poetry’. En ook dat maakt dit gedicht mooi en integer. Het biedt ons maar dat ene woord, zichzelf: de rest is raamwerk voor verbeelding, zeg maar... vorm en visie. De ruimte achter de barricade behoort ons toe. Het is aan ons, diegenen die het gedicht bekijken, de betogers op de barricade, de kindjes op het klimrek, om een eigen poëtische taal te ontdekken, zelf te spreken met een integere stem. Het gedicht zelf doet niets meer – en niets minder – dan een ruimte open stellen. Derrière et entre et sur et sous les pavés, bien sûr, la poésie. Aan de barricade staat alles nog open.


© Helen White
Diksmuide, 23 oktober 2016


Geen opmerkingen:

Een reactie posten