Voor Yvan
We sloegen. Ook toen was de vijand
niet nader te noemen. We speelden
de ernst na. Vaders gehurkt achter hun
schaduw verboden het spel. De opening
in de haag ons enige uitzicht op beter.
Later. We streelden de netten waarin
het heimwee hing – een levenslang
gefluister. Woede gooide met stenen
onze eigen ruiten in. We sliepen in panden.
Peilden naar geluk als een junk naar een
ader. Geloofden in niets en in alles.
Zochten naar woorden om niet meer
te spreken. We zwegen hele zinnen aan
elkaar. We waren alleen en met velen die
het net niet hadden gehaald. Poëten van
de middelmaat, glansdom van de narren.
© Hugo Verstraeten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten