Pagina's

zaterdag 2 november 2024

Gestalten van vloeibaarheid

Over 'Gezwommen worden' - het poëziedebuut van Anke Senden

Recensie: Daniël Franck



Anke Senden presenteert zich als een jong multitalent in het spectrum van kunst en woord. ‘Gezwommen worden’ is haar eerste volwaardige poëziebundel. Het is een sterke titel die een lezer meteen zal prikkelen en aanspreken. De titel van de bundel kan gelezen worden als een vorm van overgave en keert de rollen van actieve en passieve participant om. De mens als maat der dingen, vergeet het maar. Neem in plaats eens het perspectief in van een rivier, een meeuw, de wind, stoelen, de zee en haar getijden, en spreek dan. Inleving lijkt wel het magische woord voor deze bundel. En deze dichter trekt je op geloofwaardige wijze het discours in.

De bundel is opgedeeld in zeven vaak korte cycli of reeksen van vier tot maximaal negen gedichten die ook echt een onderlinge connectie laten zien. De gedichten zijn uiterst actief en flexibel. We ervaren allerlei vormen van vloeibaarheid (met voorop zwemmen, zee en strand) die de dichter vatten en die als een rode draad doorheen de bundel lopen. Dat vloeien wordt een vervloeien, van kind naar volwassenheid, van volwassenheid naar dood. Ergens in het midden daarvan speelt deze bundel zich af.

Met enige regelmaat lees je programmatische verzen:

             ik heb nog voor meeuw gestudeerd

    toen ik dacht de standvastigheid

            te kunnen volhouden als een rots

            die dient om de zee te breken

Rigide standvastigheid moet worden losgelaten en de oplossing om de hele mallemolen te doorstaan is alleen te vinden in allerlei vormen van vloeibaarheid. Lees het vooral als soepelheid, aanpassingsvermogen. Datzelfde gedicht gaat als volgt verder:

het water brak geen enkele meeuw,

behalve mij

Daar sta je dan. Je kunt nog zo je best doen om mee te gaan met de elementen, uiteindelijk beland je toch weer bij jezelf.

Wat een lezer al snel zal opvallen zijn de vele prikkelende vragen die meteen de fantasie aan het werk zetten. In eerste instantie wat vrijblijvend tracht je toch al snel een antwoord te formuleren en zo ontstaat ook een vorm van communicatie. Een aantal vragen eruit gelicht zullen dit verduidelijken: “waar ga je heen / als je nergens kunt blijven”; “toen de oostenwind het noorden opzocht, bleef er dan / nog iets over dat bewoog”; “zal jij gaan, of // ga ik, wie van ons kent het best de woorden / die je niet zegt”; “hoelang zal het duren voor wij // mogen vergeten”; “kan een kompas twee // naalden hebben, of wordt het dan een klok”; “kunnen de golven trage schelpen zijn”; “kan een zee in zichzelf verdrinken” enzoverder. Daar kan een lezer wel even bij verder mijmeren.

Tussendoor kan die lezer zich ook laven aan een vleugje humor: “de dag dat ik vlieger werd, stond er / natuurlijk geen wind”.

De gedichten zijn hoofdzakelijk rijmloos en worden getypeerd door een vrije vorm. Het poëtische zit vooral in wat de dichter zegt, hoe zij het formuleert en in de beelden die ze hanteert. Het zijn allemaal titelloze gedichten, zonder hoofdletters of punten, zodat we ze lezen als één vloeiende zin. En wanneer ze gebruik maakt van komma’s is het met enige vrijheid. Op het einde van een versregel volgt vaak een verspringing. Omdat er niet altijd met betekenisversterking wordt gespeeld, kun je niet echt over een enjambement spreken. Vaker is het eer een kwestie van suggestieve openlating of openheid. Zo creëert ze in het afbreken van de versregels een spanningselement. Voeg daar nog aan toe dat woorden soms gewoon worden ingeslikt. Deze vorm van verdichting staat evenwel nooit een volle betekenis in de weg. Door sporadisch een woord te schrappen lijkt het alsof de dichter nog iets wil uitspreken, maar dat door de volgende golf weggespoeld ziet worden. Alleszins gebruikt zij geen woord te veel. Het is onmogelijk in deze bundel iets te schrappen.

Een ander boeiend aspect van deze bundel is dat Anke Senden er niet voor terugschrikt grammatica en syntaxis naar haar heel eigen hand te zetten. Ze gooit soms de woorden als jongleerballen de lucht in en vangt ze alle weer op, mogelijk in een andere volgorde, maar even logisch. Het doet ons taalbegrip schuiven. Even makkelijk schrijft ze vloeiende volzinnen neer die net genoeg uit de haak zijn om de lezer scherp te houden. Zo heeft ze haar eigen ritmiek gevonden en het is hierin dat deze poëzie gedijt, in de zoekende, tastende voortgang, woord na woord, beeld na beeld, in knappe taal- en zinsconstructies ook, verschuivende en over elkaar heen schuivende zinnen. En nog zoiets, het laatste woord in deze bundel is “begon”. Dat wijst ook op aandacht voor compositie.

Let op, het is niet alleen spel. De gedichten in deze bundel getuigen van een scherpe observatie. Anke Senden denkt haar thema’s goed door, rekt ze uit en houdt die met kleine toevoegingen aantrekkelijk en behapbaar. Zij hanteert niet het grote gebaar, maar het intieme, nog versterkt door de eerder beperkte omvang van de gedichten.

 

            het werd avond en de nacht stak op

           

            zachtjes begon hij mij in te graven,

            legde een helder duister over wie

            ik nog was, werd het wrange deken

            dat meer rust beloofde dan de mooiste

            hemel vermag

 

            hij bracht niet de slaap, maar het verstikken

            kuste mijn hals, mijn ogen, mijn mond,

            stroomde binnen en rond

 

            slechts in de verste verte hoorde ik

            die kleine westenwind, die niet kon slapen

            omdat hij mij niet meer vond

 

Fraai is de volgende opening van de cyclus ‘discussies tussen eb en vloed’:

            dat hij gelijk had, dat hij geen gelijk had

            dat hij zijn gelijk had, dat niet het hare

            dat hij haar gelijk niet hoorde, dat hij niet

 

            moest denken, want dacht hij eigenlijk ooit

            (…)

De getijden van de zee vinden hier een knappe analogie in een twistgesprek.

Waar je als lezer misschien nog het meest aan verslaafd geraakt, zijn de beelden, heldere beelden in een taal die zich soepel als water plooit rond het onderwerp. Essentieel voor een dichter is immers het observatievermogen en vervolgens het vermogen om die visueel ondergane stimuli om te zetten in woord, zodat de lezer een fysieke en geestelijke wereld wordt binnengeloodst. Anke Senden toont zich hierin uiterst bedreven. Enkele voorbeelden:

-        die man // hij vaart op en neer, hij kent geen overkant, is op weg / in de rivier, als een wijzer die over het water glijdt, / heen en weer, iemand die met toekomst roeit / en in verleden aanmeert

-        de dame die we daarnet zagen, op de dijk // ze leek een zandkasteel dat op drift / was geraakt

-        longen die bemiddelen tussen aders / en buitenwereld

-        we keken naar de zeelucht, hoe hij werd gestreeld / door kleurrijks dat erin vloog, een zomer die joelde / ouders werden ondergegraven, maar nog niet / voorgoed

 

Prachtig is ook hoe de teloorgang van de kust wordt geschetst aan de hand van bureaustoelen. Dat is spitsvondig, geestig, speels, maar tegelijk ook doordacht en raak:

 

vier bureaustoelen namen een strand

in, belegden een vergadering van ongeziene

constructiviteit, het klonk alsof er

een begrafenis werd gepland, door wie daar

zijn beroep van had gemaakt, elk

 

schoof de dode alvast in zijn perk, de eerste

keek naar de toekomstige luxeflats, het jacht

van de tweede voer reeds voorbij, voor de derde

bestonden de duinen al niet meer uit zand,

 

de vierde keek naar hoe de anderen dachten

slimmer te zijn – uitermate productief, zo’n

samen-zijn, tot nut van eenieder en

het algemeen, waar zag een strandstoel

als ik dan een probleem

Al blijft het uitkijken, want niet alles is even eenduidig en in een vloeibare wereld kun je al eens bedrogen uitkomen:

de rots die daar staat, is eigenlijk

van water, het verbergt zich goed in

wat grijs en vast blijft

Dat geeft toch een andere vingerwijzing, met name dat er weinig houvast bestaat, dat de essentie der dingen en dus ook van het leven uit vloeibaarheid bestaat, uit het aanpassen en veranderen. Het tegendeel wordt niet als positief ervaren. Zo eindigt het gedicht dat hier begon als volgt:

ik zie dat jij dat nog altijd bent, land

dat om iemand heen ligt

Zelfs wie evenveel water als aarde is raakt in deze bundel op drift. Zie ook hoe de rede wordt gewantrouwd:

daar had een man al iets onomstotelijk

vastgesteld, terwijl je hier het mooiste

vindt door iets kwijt te raken, ik ga straks

 

zijn verstand wel halen, het laten waaien

als een hoed

Ook eerder in de bundel kwamen we momenten tegen van niet altijd tot vrolijkheid stemmende introspectie:

(…) het verdriet, we weten alleen

dat je erdoor kunt waden

In de laatste reeks ‘gezwommen worden’ verandert de toon en worden we vooral diepe melancholie en afscheid gewaar. Liefde wordt hier verbonden met de zee. Wanneer we net bij herhaling hebben gelezen dat vloeibaarheid het dominante aspect van het leven is, zie je dus ook de grote thema’s van het leven zomaar door je handen glippen. Het plaatst bijvoorbeeld de eerdere gedichten over eb en vloed in een ander licht. Daardoor sluit je als lezer ook met vragen af. Heb ik wel goed gelezen? Heb ik me niet te veel door het speelse laten misleiden. Je leest zelfs enige wanhoop:

            zagen wij de liefde, of vloog zij door ons

 

            wij werden de zee, werden haar haast,

            haar honger, hoe ze met schelpdieren aan dat

            strand krabt, alles meesleurt, niet het minst

            zichzelf, werden dat eindeloze water

 

Terugkijkend blijkt die aanvang toch ook niet zo vrolijk te zijn verlopen:

dan toch samen gestorven, zij / in de dood, en jij in het leven / zonder haar

Zelden het gemis dat een overledene nalaat zo sterk weten verwoorden. En misschien is al dat speelse dat we onderweg hebben ontmoet slechts een vlucht.

(…) weg uit dat / denken en bedenken, dat kastelen afbreekt

Zo openbaart zich een bundel die in de eerste laag speels en vrolijk is, maar in de tweede laag toch wel vrij donker. Of ook: een bundel die zich graag laat herlezen.

Dit is een uitstekende bundel waarin doordacht werd geschrapt en die er nu in elk detail staat. Daarom nog een gedicht met perspectiefwisseling om mee te geven op uw volgende uitstap naar een kust.

 

we zaten op de strandcabines die er niet

meer stonden, op de vrije tijd die opgeborgen, ingepakt

 

en mee naar huis, een bijna naakte man staat daar

in een handdoek en wat kinderdromen, als hij één

 

moet laten vallen, wat zou hij dan kiezen – als je niets

kunt meenemen, wat laat je dan achter, zou je het vergetene

 

vragen aan de zee, zou het helpen je ouders nooit gekend

te hebben, blijft dan het gemis vormeloos, of wordt het

 

erger, dit wachten op een schip zonder te weten

hoe een schip eruitziet

 

Anke SendenGezwommen worden

Poëziecentrum, 2024, 64 p. ISBN 9789056554118


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten