Een taal zoeken
Ieder van ons herinnert ze: momenten dat je wereld even stilstaat. Door wat je meemaakt, ervaart, hoort. Johannes Kerkorrel is daar meer dan één keer verantwoordelijk voor geweest. Hillbrow op de radio overviel me zo sterk dat niets anders dan aandachtig luisteren mogelijk was. Als Paulus van zijn paard gebliksemd. Was het de poëzie van het lied waardoor de zanger en zijn taal definitief mijn hart veroverde? Tijdens latere optredens waren er telkens overrompelende kippenvelmomenten. Hij zong immers Hoe ek voel. Treffend gekozen woorden veroorzaken veel, knetteren alle richtingen uit. Je verliest je hart, of, je weet zoals Kerkorrel en zijn makkers dat je jezelf Voëlvry verklaart. Een taal kiezen, een taal vinden is zo belangrijk. En, voegen we er onmiddellijk aan toe, vaak zo lastig. Door een helder standpunt in te nemen, je taal ervoor aan te scherpen, beland je op een zucht van een conflict. Kan het anders in een aanklacht en op de weg naar de vrijheid? Wat verwacht je van een machtsapparaat dat haar fundamenten bekrast ziet? Een verbod ligt voor de hand, versluierende woorden vormen een subtielere repressie. Echt verscheurend wordt het wanneer je eigen kind slachtoffer wordt. Van Soweto tot Odessa. Dan wordt het een persoonlijke strijd op zoek naar een bruikbare taal. Hoe evolueert, voor vriend en vijand, een taal in een oorlog? Hoe gedraagt een taal zich strijdend in de frontlinie?
Van bij de eerste raketinslag behoren kinderen bij de slachtoffers. In de documentaire 20 days in Mariupol zie je onmiddellijk leven en dood passeren: in de evacuatie van een beschoten ziekenhuis worden kinderen geboren, een partijtje straatvoetbal eindigt onder een lijkwade of, met wat meer geluk, met geamputeerde benen.
Vrij snel passen kinderen hun spelletjes en aftelrijmpjes aan. Niet langer diefje met verlos. Verstoppertje kleurt totaal anders of het spel klinkt als ‘luchtverdediging’ of ‘Putins dood’. Vierjarigen imiteren het geluid van het luchtalarm en de eerste woordjes van een peuter zijn ‘ma, pa, alles veilig’.
Herhalen, zeggen, schrijven wat de gruwelijke realiteit is, vooraleer de propaganda zich ermee bemoeit. Alles wordt bij zijn naam genoemd. Dat overstijgt de kinderjaren. Slachtoffers van de agressie winden geen doekjes om hun taal. Leef je tussen de daders dan hoor je andere geluiden en dien je die te imiteren. Er is geen oorlog, slechts een ‘speciale militaire operatie’, geannexeerde gebieden worden bevrijde gebieden, zelfs als de denazificatie gebeurt met gekopieerde SS-methodes. Niets nieuws onder de zon. Zo werd Praag in 1968 nooit door de sovjets aangevallen. Het land werd bevrijd. Coventry werd in 1940 slechts platgebombardeerd omdat het een militair knooppunt was, want “wij vallen slechts militaire doelen aan”. Burgerslachtoffers? Dat was officieel niet de bedoeling. Aardig wat mensen hebben dat anders ervaren in Guernica, Rotterdam, Coventry, Dresden, Aleppo, Mariupol, Gaza. Wordt in 2024 in Gaza een school met raketten bestookt dan is dat louter omdat militairen zich daar verschuilen. Toch geen agressor die ziekenhuizen of theaters als systematisch doel neemt? Bij een incident in vredevolle landen worden messentrekkers allerhande vandaag netjes “geneutraliseerd”.
Dat je landgenoten oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen begaan, dat zeg je dat beter niet. Nog minder als een regime je taal opeist binnen haar beleid. Voëlvry was geen toevallige benaming voor de concerten in apartheidstijden. Zo kleefde er na 1945 erg lang een kwalijke erfenis aan het Duits. In België werd Vlaams haast een synoniem voor collaboratie. Gebruikte men Russisch en Oekraïens broederlijk naast elkaar, de oorlog maakt voor de talen het verschil. In het bloed van een totale oorlog groeit een afkeer of verklaart men het land te zullen reinigen van onzuivere door decadente buitenlanders beïnvloede elementen.
Na de imitatie door kinderen is de vraag welke woorden en vormen volwassenen als oorlogstaal gebruiken. Regisseur Mstyslav Chernov zegt in het begin van zijn documentaire over het beleg van Mariupol dat een oorlog niet begint met explosies maar met stilte. De angst, het ongeloof, de radeloosheid, de sprakeloosheid. Er zijn geen woorden.
Wanneer een oorlog losbarst slaat die onmacht meermaals toe. De kans is groot dat je die agressie niet voor mogelijk hield en je verandert er bovendien niets aan. Het maakt je sprakeloos. Waar vind je een taal om ervaring en emoties te verwoorden?
Gedichten blijken dan een magische aantrekkingskracht te bezitten en een uitweg te bieden. Sinds de totale oorlog vanaf 24 februari 2022 zijn de beide partijen massaal aan het schrijven. In Oekraïne verzamelde men in die eerste maanden tienduizenden gedichten. Het is de eenvoudigste vorm van expressie en communicatie. Er is niet louter de drang om zelf te schrijven. Poëzievoordrachten zijn zeer populair. Van voorleessessies in schuilkelders tot Serhiy Zjadan die zijn werk zowel aan het front als op festivals brengt. In oorlogstijden smeden gedichten banden.
Proza ontstaat zelden tijdens een oorlog. Na de vele oorlogsdichters uit de Eerste Wereldoorlog, die vaak in het heet van de strijd dichtten, was het op het meeste proza flink wat jaren wachten. Dagboeken volgen dan weer dadelijk in het spoor van de dichters. Andrey Koerkov, Victoria Amelina en opnieuw Zjadan schrijven mee. Die laatste ontving in 2022 voor zijn werk Die Himmel über Charkiv in Frankfurt de Vredesprijs van de Duitse boekhandels. Oleksandr Mykhed meldde zich na 5 dagen bij het Oekraiense leger en stelde vast dat fictie schrijven niet langer kon. Zijn schrijvend zoeken had twee jaar nodig om tot The Language of War te komen. Geen echt proza, eerder zoekende non-fictie.
Niet zo bekend is dat het in Rusland niet anders is. De directe nood om emoties een kanaal te bieden is dezelfde. Aleksander Poesjkin deed in de negentiende eeuw niet anders. In 1940 dichtte Anna Achmatova over de stalinistische terreur. In Sint-Petersburg verscheen in 2022 een bundel van 500 pagina’s met gedichten van meer dan 100 auteurs over de eerste zes maanden van de oorlog. Voor hen was het een oorlog: “Poëzie van de laatste tijden”. Dat werd in 2023 weliswaar rechtgezet met een officiële tegenhanger vol patriottische gedichten: “Opgestaan door de derde wereldoorlog. Anthologie van oorlogspoëzie 2014-2022”. Daardoor stopte de protesterende stem niet. Internet en sociale media zijn erg ontvankelijk voor poëzie.
Tsaar Nicolas I verbood al lastige gedichten. Vandaag heet het ‘vervalsing van de waarheid’ of kortweg landverraad. Dat belet Evguenia Berkovitch niet om, na 9 maanden voorhechtenis, zich op haar proces tegen de aanklacht van ‘terroristische propaganda’ te verdedigen in 18 kwatrijnen. De rechter kon de verzen niet smaken: zes jaar cel. Elders werd de microfoon van Ilia Iachine tijdens zijn verdediging in verzen door de rechter uitgeschakeld. 8.5 jaar was het resultaat. Is het een troost dat Ossip Mandelstam al zei: “Nergens anders dan in Rusland wordt Poëzie zo gerespecteerd. Slechts in Rusland kan je je voor een gedicht laten terechtstellen.”
Is dichten inderdaad voor velen de eerste expressie, haast een stamelen om de surreële realiteit te vatten, al dan niet door de overheden geapprecieerd? Dichters nemen naast een pen net als landgenoten uit alle lagen van de maatschappij de wapens op om hun vrijheid, hun cultuur, hun taal mee te verdedigen. Zij schrijven verder, op de achterzijde van een pakje sigaretten, blijven vervolgens zoals Borys Humenjoek hun werk de wereld insturen. Tot ze zwijgen of spoorloos verdwijnen. Een leger aan kunstenaars is zo begraven.
Blijft de vraag: wat doet oorlog met je taal? Wat kan een taal voor je doen? Dagboekachtig onderzoekt Oleksandr Mykhed zo zijn nieuwe levenssituatie. Ik bezit niet de woorden om adequaat te antwoorden, stelt hij. Je identiteit en je taal verandert. Diegenen die in het leger gediend hebben zullen in het circus anders, of niet, lachen. Onmogelijk wordt het door de klassieke insider-outsider problematiek om helder te communiceren. Woorden keren terug naar de basis, als naar de wortels van het Oude Testament, zegt de vrijzinnige Mykhed. Je vecht tegen de noodzaak om over je vrienden, familie en wapenbroeders in de verleden tijd en in termen van afscheid te schrijven.
Artem Chapeye vraagt zich in dezelfde situatie af hoe je moet schrijven in een wereld waar vogelgezang en de kreten van gemartelden gelijktijdig bestaan.
Zijn er inderdaad nauwelijks woorden te vinden? Is er geen taal beschikbaar? Keren we allen uit een oorlog met de veroordeling levenslang te moeten zoeken? Of zullen hier en daar verzen toch er in slagen vrede in ons te brengen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten