De kleine wandelaar
Ik struin vermoeid door 't blote
gedreven door de noorderwind
de hemel is van koper, zo gesloten
er komt geen regen door.
Kromgebogen soldaten uit Marilandica
spiegelen zich in de Damse Vaart
tot in het gevallen donker glas
hun ijdelheid verbleekt.
Ik deel mijn brood
met paling brasem bittervoorn
met karper snoek en stekelbaars
het maanlicht schittert in hun ogen.
De roerdomp in de rietkraag
klaagt over de nevel en de nacht
in het achterland klinken klokken
voor de monnik van Ter Doest.
Tussen hangende katjes op het jaagpad
steigert plots Marengo
na de angst komt het besef
in Breskens zal ik niet geraken.
© Erwin Claeys
Geen opmerkingen:
Een reactie posten