Enkel
In een bosje midden op het weiland hangt ze. Haar schoenen wijzen naar beneden alsof ze een omhoog springende ballerina is. Het dalen lijkt nog niet ingezet. Alleen de onderkant van haar benen is vanaf het erf zichtbaar. De eerste keer schrok ik, maar al snel begreep ik dat het niets uitmaakte wat ik zou doen. Ze was dood en had zelf de plek gekozen om te sterven. Soms pak ik een van haar enkels. Het geeft rust te weten dat je het leven op elk moment kan beëindigen.
De laatste dagen komt mijn zoon langs. Hij vindt dat ik mezelf verwaarloos. Als hij hier is kan ik niet naar haar toe. Vaak tuur ik naar het bosje vanaf het erf. Heel mijn werkende leven dacht ik dat het om de toekomst ging maar nu weet ik dat het verleden mijn habitat is. Daan loopt steeds heen en weer. Net als ik op die leeftijd, heeft hij geen zitvlees. Altijd moet er wat gebeuren. Nu kan ik dagen zitten. Over haar spreken we niet meer. Vanaf de dag dat Daan het huis verliet, zijn wij apart gaan wonen in de boerderij.
De zwaluwen vliegen laag. Waarschijnlijk gaat het regenen. Daan zoekt de trap. Hij wil voor dat de bui komt de goot van de schuur leeggeschept hebben. De vorige keer gutste het water er overheen. Zijn moeder en ik waren nooit verliefd. In het begin maakten we een paar afspraken en daar hielden we ons aan. Daan werd binnen het jaar geboren. Alle twee konden we tevreden te zijn. Daan was mijn stamhouder en voor zijn moeder een levende knuffel.
Al snel veranderde het tweepersoonsbed in twee bedden. Niet veel later stonden de nachtkastjes tussen ons in. Vanaf het moment dat Daan naar de middelbare school ging, verhuisde hij naar onze slaapkamer en gingen wij los van elkaar slapen. Van mijn kant geen wrok. Voor haar kan ik niet spreken. Haat is iets persoonlijks. Daan verliet na school het dorp. Hij wilde studeren. De volgende dag lag er een contract op tafel waarop stond dat de helft van het pand van haar was. Ik tekende. Na twee maanden waren we voor elkaar verdwenen.
Ik hoor het uitklappen van de huishoudtrap. Met de vlakke hand slaat Daan op het bovenste plateau. De klap is harder dan nodig. Ik draai me om en zie Daan halverwege staan. Hij wiebelt een beetje heen en weer en gaat daarna weer naar beneden om de trap iets te verzetten.
‘Waar heb je die trap vandaan?’
‘Bij mama.’
Nooit noemt hij haar naam. Altijd zegt hij mama.
‘Corona heeft haar niet de das om gedaan,’ zeg ik.
‘Nee, die niet.’
Met blote handen schept hij de goot leeg. Zwarte klodders smijt hij op de grond. Als Daan klaar is, veegt zijn handen af aan zijn broek en klapt de trap weer in.
Ik draai me om en vraag me af hoeveel blaadjes moeten vallen voor ze goed zichtbaar wordt.
© Pieter Drift
Pieter Drift beeldend
Over de auteur
Pieter Drift (1967) studeerde in 1991 af aan de kunstacademie te
Rotterdam. Hij etst, tekent en schrijft. Zie pieterdrift.nl. Samen met
Willem Jakobs vormt hij sinds 2012 een kunstenaarsduo. Werk te vinden op
jakobsdrift.nl. Publicaties in o.a. Extaze, Ballustrada, Tijdschrift
Ei, De Optimist en Ambrozijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten