5 stukjes Herenleven - 5 zkv's van Jaap Ferwerda
Inleiding
In ‘Herenleven’ heb ik columns gebundeld over de heren Hoekstra en Van der Veen, 70-ers, vrienden, die elkaar echter nog steeds met u aanspreken, omdat hoffelijkheid een barricade vormt tegen onmin. Zij wonen in verschillende plaatsen, vermoedelijk in Friesland, en zijn vaak bij elkaar op bezoek. Van een liefdesrelatie is geen sprake.
Jaap Ferwerda
Het diëten
Hoekstra had zich met tegenzin naar het eindexamenfeest van zijn oudste kleindochter begeven en hing nu samen met Van der Veen kritisch aan een tafeltje in de hoek van het terras, terwijl het moderne leven, waar hij geen enkele voeling mee had, om hem heen spoelde. Zelfs de benadering van Van der Veen, die waarderende blikken wierp op navels, billen en decolletés, kon hij niet opbrengen.
- De oppervlakkigheid van die kinderen is werkelijk grenzeloos, zei hij ontevreden. - Lisa wil een jaar naar Amerika. Heeft dat kind een diploma, met veel moeite verworven, onder ons gezegd en gezwegen, en dan gaat ze een jaar flierefluiten, in plaats van werken aan de toekomst! Ze zou zo bij een van mijn vroegere collega’s in de olijfoliebranche in de leer kunnen, maar nee hoor! En moet je kijken hoe ze d’rbij loopt! Lichaamsdelen waarvan ik het bestaan niet vermoed had!
- Vrijheid blijheid, zei Van der Veen, dankbaar glimlachend naar een exotische dienster, die zijn witte wijn bijschonk. - De tijden veranderen.
- En dan die clichés van mensen zoals u! riep Hoekstra nijdig. Hij gooide zijn wijn achterover en wenkte de dienster met een driftig gebaar.
- Mijn jongste zusje Elles, ging hij door. - Ja, vol graag. Kwam terecht in een carrière als kleerhanger, daar komt het allemaal van. Ze ontmoette lepe types als Yves Saint Laurent en Karl Lagerfeld. In later jaren woonde ze in New York. Ze was nog steeds een dunne schoonheid en werd uitgenodigd op alle feesten. Op een zo’n feestje was ook een zekere Donald Trump. In een donker hoekje greep hij haar in het kruis. Elles had in haar tienerjaren turnen, judo en boksen beoefend, zodat de kniestoot die ze in het zijne plaatste niet per se een preutse, maar evengoed een sportieve reflex kon zijn. Trump was dermate pijnlijk getroffen dat hij niet onmiddellijk kon uithalen, en zij achtte het verstandig de party te verlaten, want toen al had hij een reputatie. Begrijp je waarom ik een hekel heb aan feestjes? Ik houd van mijn zusje, al is het nog zo’n del.
Somber nam hij een slok van zijn wijn.
- Altijd diëten, zei hij. - Wat een rotleven.
Het weer
Van der Veen liep even naar het Kruidvat om een speciale aanbieding te halen. Toen hij de zaak verliet regende het pijpestelen. Daar hij alleen een t-shirt droeg, posteerde hij zich in de deuropening, samen met een vrouw van middelbare leeftijd, om af te wachten of het over ging. Hij zei:
- Kijken wie het meeste geduld heeft.
De vrouw keek wat verschrikt dat ze zomaar werd aangesproken, maar zei toch:
- Vaak is het maar een buitje hoor.
Hij keek eens naar de lucht en wees:
- Daar ziet het niet naar uit, zou ik zeggen.
- Je weet het niet, zei de vrouw. - Vaak ziet het er zo uit en dan gaat ‘t toch weer anders.
- Zeker zeker, zei hij beleefd.
De vrouw stond een poosje naar de regen te kijken en hernam toen:
- Echt Hollands weer hè? Volgens mij hebben ze ‘t nergens zo. Je hoort wel ‘s over Engeland, dat ‘t daar ook zo toegaat, maar Hollands weer heb je alleen in Holland, zeg ik altijd.
- Ja dat is zeker waar, zei Van der Veen.
De vrouw was niet meer te stuiten:
- Die grijze luchten, die wolken, dat is zo typisch hè. Die schilders uit de Gouden Eeuw, die zagen ‘t al, die hadden al dat Hollandse gevoel.
- Ja prachtig hè, zo’n Ruysdael met die molen, zei Van der Veen inlevend.
- En die wolken! riep de vrouw verontwaardigd, alsof ze hem betrapte op het weglaten van een wezenlijk detail.
- Dat bedoel ik, zei hij haastig, maar het was te laat. De vrouw keek stuurs een andere kant op. Hij had het gesprek bedorven.
- Ik denk dat ik de bui maar eens ga trotseren, zei hij. De gezelligheid was er nu toch af. De vrouw bromde wat en hij trok een houterig sprintje door de regen naar huis. Daar vertelde hij Hoekstra, die een paar dagen bij hem logeerde, van het voorval.
- Ja, zei Hoekstra, - u had beter op uw woorden moeten letten. Sommige mensen zijn zeer lichtgeraakt. Verder was het natuurlijk een hoogst interessant gesprek, vol van rijke inhoud. Zo’n gesprek heb ik nou nooit.
- Nee, zei Van der Veen, - zeg dat wel, wij tweeën lullen maar wat in de ruimte. Het weer, daar gaat het om.
De zwaan
Aan de lage takken van een boom hingen twee breedgebouwde figuren ondersteboven. Ze slaakten klaaglijke uitroepen. Bij nader toezien bleken ze aan hun tenen te zijn opgehangen.
- Dit doet pijn! riep de een met een duidelijk Noordhollands accent, terwijl hij machteloos houvast zocht op de grond, die net buiten zijn bereik lag.
- Wij zijn er niet goed aan toe!
- Waarom hangen jullie hier dan? vroeg Van der Veen.
- Onverlaten hebben ons overmeesterd! riep de man, een boers type met een rood hoofd waarop een klemvast petje.
- Maar waarom? Wie zijn jullie? vroeg Van der Veen.
- Wij zijn de gebroeders Mulder, jammerde de man, - ik ben Benno en dat is Menno.
- Ik zal daar geen grappen over maken, zei Van der Veen. - Wat wilden die onverlaten van jullie?
- Wij weten het niet, riep de ander, terwijl de tranen over zijn voorhoofd rolden. - Ze wilden niks zeggen!
- Jullie zullen toch wel iets onverstandigs gedaan hebben, zei Van der Veen. - Niemand hangt aan zijn tenen als hij niet iets onverstandigs heeft gedaan.
- Wij zijn ons, huilde Benno.
- Van geen kwaad bewust, huilde Menno.
- Wij zijn eerzame, huilde Benno.
- Zwanendrifters, huilde Menno.
- Aha, riep Van der Veen. - Dat zou wel eens iets kunnen verklaren, makkers.
- Pijn! riep Benno.
- Zere tenen! riep Menno.
- Niet geheel ten onrechte toch, zei Van der Veen.
- De veearts heeft het gedaan, dit leed, kreunde Menno. - Maak ons los vriend, het zal u rijk vergolden worden.
Van der Veen trok peinzend aan de broekspijp van Benno, waardoor deze erg moest gillen, en zei: - Hebben jullie er spijt van, mannen?
- Waarvan? huilden de broers.
- Nounou, wat een onschuld, zei Van der Veen. Hij trok nu Menno aan zijn riem, wat een woest gebrul uitlokte, en ging voort:
- Netjes was het niet hè mannen, dat met die zwanen.
- Het zijn maar dieren, loeiden de broers.
- Ah-ah! Fout antwoord! Dieren zijn ook mensen. Jullie hebben toch wel iets geleerd, hier in de ruimte van wolken, wind en water?
- Ons pap driftte ook al, snikte Benno. - We waren ons van geen kwaad bewust.
- Nooit gedacht: de zwaan is een koninklijke vogel? Nooit opgemerkt met wat voor sierlijkheid die lange donzen nek zich buigt? Nooit ontroerd geraakt door het donkere peilende oog boven de snavel, of door de zorgzaamheid waarmee het zwanenjong wordt omgeven? Nooit geïmponeerd door de machtige slag van de vlerken, mannen?
- Wij deden ons werk! We moesten van ons pap!
- Ah-ah! Hovaardij en afschuiven van schuld, zei Van der Veen. - Zijn jullie kind geweest? Heb je met dieren gespeeld? Hebben jullie een moeder gehad? Heb je haar wel eens zien huilen?
- Kom terug en verlos ons! riepen de broers, maar Van der Veen verwijderde zich van de boom.
- Het was een onvergetelijke ontmoeting, zei hij. - Heel intens. Maar nu laat ik jullie over aan je herinneringen. Later zullen jullie het beter begrijpen. Speel maar, niemand heeft last van jullie.
Hij liep verder door het weiland en hoorde het gebrul uit de boom langzaam wegsterven, tot hij alleen nog omringd werd door het gesnater en gesnap van weidevogels. Tot zijn verrassing kwam hij een zwanennest tegen waar een vrouwtjeszwaan op haar eieren zat. De kop op de lange nek boog zich in zijn richting en keek hem onbeweeglijk aan.
- Ik zal niet dichterbij komen, zei Van der Veen. Ik respecteer uw eenzaamheid.
- Het is goed, zei de zwaan. - Die tenen, ze worden al zwart.
- Is dat liefde? vroeg Van der Veen.
- Dat is liefde, zei de zwaan.
Het barbaarse
Omdat Hoekstra van dieren houdt heeft hij er geen bezwaar tegen als de buurman af en toe zijn krulharige mengselhond Sam bij hem achterlaat om zelf een zondig etmaal in de stad door te brengen. Dat gebeurde dit weekend opnieuw, en samen met Van der Veen, die toevallig over was, en de hond trok Hoekstra de vrije natuur in. Het eind van de dag dacht hij te bekronen met een bezoek aan McDonald’s.
- U weet dat McDonald’s symbool staat voor het eind van de beschaving, toch? zei Van der Veen waarschuwend, want hij liet geen gelegenheid liggen om het moderne leven kritisch te evalueren. - Niet minder trouwens dan het verschijnsel van de hypocriete patiënt in het Witte Huis, al hebben we het daar nu niet over.
- Ik weet het, ik weet het, zei Hoekstra geruststellend. - Maar ik kom er rond voor uit dat ik af en toe een atavistisch genot beleef aan het verslinden van übergrote happen grof voeder, waarbij het rulle vlees bij benadering mijn mondhoeken uit wordt geperst, en ik mij kan overgeven aan de smaak van bloed en dood, en dat dan ook nog overgoten met een lompe klodder ketchup. Men moet dit, zoals de volksmond zegt, niet te vaak doen, maar een enkele keer kan men zich daar schuldig en al gerust aan overgeven.
Hier had Van der Veen niet van terug, zodat ze even later in de zon op het terras van de McDonald’s zaten en elk een Big Mac en nog een Big Mac naar binnen werkten. Het hondje kreeg een bak water en keek hen het voer uit de mond, maar daar gingen de heren niet op in. Het was een winderige dag, hun servetten en drinkrietjes voor de milkshakes woeien de struiken in, verder was er niets op aan te merken en voelden ze zich met een volle maag opperbest.
Het leek in deze vadsige toestand minder aantrekkelijk om meteen de wandeling naar huis te ondernemen, daarom bleven ze nog wat hangen op hun bankje. Het hondje daarentegen werd ongedurig en het was Van der Veen die tegen alle regels van dieropvoeding in een losse saignant gebraden hamburger voor het dier bestelde. Het ongebruikelijke van deze aanvraag veroorzaakte lichte paniek onder het rigide getrainde personeel, maar tenslotte hakte een dierenliefhebber onder hen de knoop door in ruil voor een bankbiljet en kreeg Sam een sappige schijf vlees. De heren keken lodderig toe hoe hij deze in twee happen verslond. Hoekstra dacht even na over een bondige samenvatting en zei toen:
- Ik heb het gevoel dat de dingen hier op hun plaats vallen.
- Ik weet niet precies wat u bedoelt, zei Van der Veen, - maar dat komt wel na een middagslaapje.
Het ambtenaarlijke
Hoekstra en Van der Veen zijn goed op de hoogte van het gebruik van komputer, leesscherm en mobiele telefoon, in tegenstelling tot veel leeftijdgenoten. Deze vaardigheid stelt hen in staat tot gepast handelen in Hoekstra’s strijd met de gemeente, die Van der Veen tot de zijne heeft gemaakt.
De voortuin van het grote pand waar Hoekstra woont aan het Wylde Djip heeft geen hek tussen tuin en straat, wat de betrokken ambtenaar zorgen baart. Deze, de heer Wybenga, is belast met het toezicht op de Inrichting van de Openbare Ruimte, het Iejoor, zoals hijzelf liever zegt, en hij stelt prijs op duidelijke afscheidingen. Helaas voorzien de gemeentelijke verordeningen niet in deze situatie, daarom beperkt hij zich ertoe om Hoekstra nu en dan te manen zijn gras, dat over gemeentetegels heen groeit, te kortwieken.
Nu heeft Hoekstra onlangs een zitbank in zijn tuin opgesteld, vlakbij het trottoir, en dat leidde tot ingrijpen van de heer Wybenga. De dag na plaatsing van het meubel verscheen hij aan de deur.
- Heer Hoekstra, begon de ambtenaar. Aan de frons op zijn voorhoofd zag Hoekstra dat het om een ernstige zaak ging. - Wij hebben opgemerkt dat er een zitmeubel in uw tuin is verschenen.
- Nou, verschenen? zei Hoekstra. - Ik heb het daar neergezet.
- En dat, zei de ambtenaar, - is nu precies waar de schoen wringt. Want horeca-activiteiten benodigen een vergunning. En die hebt u niet.
- Nee, klopt, zei Hoekstra, - want ik doe geen horeca.
- Maar u geeft wel gelegenheid. Iedereen kan hier gaan zitten en dan kunt u horeca plegen.
- Misschien wel, zei Hoekstra geduldig, - maar dat gebeurt niet. Mensen kunnen hier inderdaad gaan zitten, om uit te rusten van hun wandeling door het dorp, maar daar blijft het bij. Hoogstens geef ik op een warme dag een glaasje water aan een vermoeide passant.
- Aha! riep de dignitaris oplettend.
- Maar ik doe dat uit pure menslievendheid en niet om enig geldelijk gewin.
- Ik ga dit, zei de overheidsdienaar bevlogen, - tot op de bodem uitzoeken. U zult er meer van horen. Maar ik voorspel u: u trekt aan het kortste eind.
De dag daarna verscheen hij opnieuw aan de deur met een brief.
- Hierin wordt u gesommeerd onderhavig artikel uit uw tuin te verwijderen, op straffe van een dwangsom, proclameerde hij. - Alles in het kader van de gemeentelijke dienstverlening.
Van der Veen nam op zich, na raadpleging van de gemeentesite, het gemeentehuis te bellen. Intussen was al menige toerist, vermoeid van het gesjouw langs het Djip, neergestreken op de tuinbank, en evenzovelen hadden dankbaar een glaasje water geaccepteerd, want Hoekstra liet zich van zijn beste kant kennen.
Telefoongesprekken met het gemeentehuis voerden naar de wethouder van Volkshuisvesting, die bij Hoekstra in de straat woonde en met welgevallen diens beleid ten aanzien van dorstige bezoekers had gadegeslagen. Van der Veen legde hem de brief van de ijverige functionaris voor, die een hard en onoprecht gelach bij de wethouder teweegbracht.
- Die Wybenga, dat is zo’n ventje, dat is er pas bijgekomen, dat is zo’n dienstkloppertje, laat me niet lachen. Een falende ambtenaar moet over de knie.
Er was hier duidelijk sprake van wrijving tussen twee portefeuilles en Van der Veen maakte daar onmiddellijk gebruik van.
- Zou ik u dan mogen verzoeken om deze maatregel ongedaan te maken? vroeg hij nederig. - U kent het klappen van de zweep, merk ik.
- Tuurlijk kerel, tuurlijk. ‘t Mut net gekker wudde.
De volgende dag verscheen de heer Wybenga niettemin met een ontevreden gezicht aan Hoekstra’s voordeur.
- Menéér Hoekstra! zei hij. - Dat u ongeoorloofde horeca-activiteiten in een private tuin onderhoudt, dat is tot daar aan toe, maar dat uw gras nu alweer over de gemeentelijke trottoirtegels groeit, dat gaat echt te ver. Ik heb dit persoonlijk aan de politie in handen gegeven, en u zult er meer van horen. Goedendág!
Hij draaide zich vorstelijk om en liep weg als een overwinnaar.
© Jaap Ferwerda
Jaap Ferwerda, gepensioneerd leraar Engels en CKV, getrouwd, twee zoons, vier kleindochters. Heeft gewerkt in Amsterdam, Beverwijk en Leeuwarden en woont sinds een jaar of vijf in Arnhem. Schrijft korte verhalen en gedichten, waarmee hij in schrijfwedstrijden af en toe wat wint. Verhalen en gedichten zijn gepubliceerd in De Tweede Ronde en Tirade (enkele daarvan zijn te lezen op DBNL), Gierik/NVT en Gpunt. In eigen beheer gaf hij twee bundels korte verhalen en een bundel kwatrijnen uit. Stralende voorbeelden zijn Vestdijk, Van Zomeren, Rushdie, Grass, JC Powys, Vroman, Heaney, Rilke, of op andere dagen andere.
Een mooi artikel, lekkere zkv-tjes.
BeantwoordenVerwijderen