Wit blad
Ik keilde een woord, onbewaakt,
over de spiegel van glashelder water,
en het scheelde geen haar
of ik had een gedicht gemaakt.
Het scheelde, het scheerde, met opzet,
geen doel voorbij, om simpelweg
aan de andere zij me toe te roepen:
waarom heb je dat gedaan met mij?
Aan andere woorden schoot ik te kort.
Het bleef bladstil; ik keek opzij
en staarde naar niets. Gedachten
stroomden voorbij. Ik maakte slagzij
en verdween vanwaar ik gekomen was,
het schaterend water achter me latend,
helder en strak als glas en waterpas.
Licht werd dichter, duister en dan donker.
Dat was het dus: woord overboord.
De spiegel bleef onbeschreven.
Rimpelingen stremden als luie melk.
Witter dan wit stond het water stil
boven zijn diepe grond. En het werd later.
Koek
Zo’n zondag – de uren na de noen,
het kan winter zijn, lente of iets anders.
Een radio – het moet een radio zijn –
staat aan en zorgt klassiek en zacht
voor het perfecte achtergrondbehang
van zo’n zondag op de uren na de noen.
Je hoort het nauwelijks maar het is er wel.
Een stem, een strijkje, iets met hoge noten
uit een ver verleden lijkt het even maar,
waardoor je op zo’n ellenlange zondag
door de uren na de middag wordt geloodst
met herinnering en zielenzalf.
Maar ben je daar wel zeker van? Nee:
het zorgt niet voor de rust van het herkennen,
maar het raakt beslist een snaar van weleer.
Er was iets, onzeker weten, zo lang geleden,
of was het niets: een wafel, de rook van een sigaar,
iets ouds wat nu weer jong wordt na de noen.
Het kan ook een onbesuisde windvlaag zijn,
ongecomponeerd gefluit langs een omheining,
die ene schrille uithaal van een krekelstem,
het geknisper van lichtblauw pakpapier
of een zeker weten déjà vu vergeten
van een vouw in de verleden tijd.
Daar dient zo’n zondag voor, zeg je dan.
Maar het blijft hangen, als gefilterd licht
in takken. Je weet het niet en wel
dat het weer daar kan zijn omdat het
altijd is geweest en nooit meer niet kan zijn.
Misschien zijn we voor zoiets veel te klein:
heimweemoed.
Tussen zadel en zand
Hoe alles verbrokkelt.
De dagen niet meer de dagen
van vroeger zijn, zelfs de kruimels
die restten, verdwenen zijn.
Maar net zoals weleer
versplinteren de spaken van een fiets
het zonlicht rondom rond en strooien
spikkels op de straat.
Dat is wat nog weerkeert
en dus blijft. De rest is niets.
Wat in het zadel zat,
beet in het zand.
De dingen na moeder
Ze is nu ongeneeslijk dood.
Ondanks de dingen die haar omringden.
Haar panorama op de straat
is niet langer meer bewasemd.
De kookpan op het koude vuur
wijst steels naar af.
In het tuinhuis heerst nog oude munteenheid.
Een spin vergist zich van seizoen.
Geen appelgeur waait aan; het is stof
dat schrikt door binnenvallend licht.
De dingen lijken er nu nog net even te willen zijn.
Ik, de ongestorven nabestaande,
zal daar wellicht nog wat aan moeten doen.
Ontfermend zal ik hun rouwregister tekenen.
Ze zijn immers niet meer van haar,
Allerdingenmoeder.
Zo, dat was het.
What can we do?
Dag ma.
Moeder van me.
© Joris Denoo
Joris Denoo, de man van miljarden flarden en tot voor kort Eerste stadsdichter van Torhout, wordt net als iedereen die van het gezegende en gelukzalige geboortejaar 1953 dateert, dit jaar … zeventig! Je zou het de man niet aangeven. Noch aan zijn lijfelijke conditie noch aan zijn literair werk ontbreekt en ontbeert het hem aan eeuwige gloed. Zijn gedichtencyclus “Tussen Zadel en Zand” (“een summiere bloemlezing uit de recentere poëzie van Joris Denoo – ook ter gelegenheid van zijn 70ste, oud maar niet out”) bestaat uit twaalf gedichten. De Schaal van Digther publiceert de cyclus gedurende 3 dagen in sessies van telkens vier gedichten.
Joris Denoo in Negen Webadressen:
https://novellen.jouwweb.be/
https://jorisdenoo.wordpress.com
https://vreselijkeverhalen.wordpress.com
http://romaneskeboeken.jouwweb.nl
http://plankenkoorts.jouwweb.nl
http://vreselijkeverhalen.jouwweb.be
https://biebjong.jouwweb.be
https://bozebuien.blogspot.com/
http://blog.seniorennet.be/vreselijkeverhalen
Hartelijk dank!! Fantastisch initiatief.
BeantwoordenVerwijderen