Inleiding van Richard Foqué bij de voorstelling van ‘De schaduw van Morandi’, de nieuwe dichtbundel van Antoon Van den Braembussche.
Jeugdhotel De Snuffel, Brugge - zaterdag 12 november 2022
La Dotta, la Grassa, la Rossa, zo karakteriseren de Italianen de stad Bologna. La Dotta - de geleerde - slaat op hun befaamde en oudste universiteit van Europa, la Grassa – de vette - op hun culinaire reputatie en hun beroemde mortadella, la Rossa – de rode - op hun gevels in rode baksteen maar ook op hun socialistisch engagement. Het is binnen deze driehoek van wetenschap, cultuur en politiek dat Bologna leeft. Het is een stad, die niet is ingenomen door een lawine aan toeristen zoals dat met vele Italiaanse steden het geval is, maar waar je meteen geconfronteerd wordt met een bloeiende economische en culturele activiteit. Het is een stad waar ik graag en dikwijls vertoef. Het is ook een bewandelbare stad met zijn circa 44 kilometers overdekte galerijen, die langs de straten lopen. Zelfs bij een verzengende zon kan je er dwalen in de schaduw. Het was zo dat ik tijdens één van mijn eerste bezoeken aan Bologna, bij één van die dwaalwandelingen, toevallig het huis van Giorgio Morandi ontdekte, waar hij woonde, zijn atelier had en waar hij ook overleed in 1964. Het is nu ingericht als een museum. Vanuit de beschaduwde straat stapte ik binnen in de schaduw van Morandi. De confrontatie met zijn werk, waarmee ik, toegegeven, toen niet vertrouwd was, opende een wereld van geschilderde stilte.
Morandi is inderdaad vooral bekend voor zijn stillevens. In een subtiele stijl met zeer beperkt kleurenpalet schildert hij kruiken, vazen en flessen. Steeds opnieuw dezelfde voorwerpen, die hij telkens anders rangschikt en schildert op ooghoogte. Het zijn relatief kleine schilderijen van zo een 30 bij 45 cm, steeds mat zonder glans, beschouwend en peilend, steeds hetzelfde maar anders.
Als professor emeritus in de cultuurfilosofie en auteur van het in meerdere talen vertaalde standaardwerk ‘Denken over kunst’ is het natuurlijk geen toeval dat Antoon Van den Braembussche vaak zijn poëtische inspiratie vindt bij kunstenaars en hun werk. Zo ook bij deze bundel maar er is meer aan de hand.
Met zijn nieuwe bundel plaatst Antoon Van den Braembussche zich heel bewust in Morandi’s voetsporen niet zozeer inhoudelijk maar transcenderend. Meer nog dan in zijn vorige bundels zijn hier de gedichten zelf stillevens geworden, geschilderd met taal. Uiterst spaarzaam gaat Van den Braembussche om met deze taal, kiest elk woord zeer zorgvuldig om het dan heel precies te plaatsen in het vers. Zoals Morandi in zijn stillevens tracht om de kleur te laten verdwijnen in het beeld en zo te laten vervagen in het canvas, zo tracht hier de dichter het vers te laten verdwijnen in het absolute wit van het papier.
De dichter heeft zijn gedichten thematisch gerangschikt in 5 cycli: ‘Pandemie’, een serie Corona gedichten, ‘Beeldgedichten’, geïnspireerd door uitgekozen schilderijen, ‘Moments de grâce’, gedichten aan de geliefde, die doorlopen in de volgende cyclus ‘Paradoxen’, de bundel sluit dan af met een ode aan Paul Celan en zijn verwerking van de holocaust. Ook Celan gaat in zijn gedichten zeer spaarzaam om met woorden en zijn poëzie wordt dan ook vaak hermetisch genoemd. Het is dan ook geen verrassing dat voor Van den Braembussche de dichter Celan een belangrijke inspiratiebron is. Maar in tegenstelling tot Celan is zijn poëzie zeker niet hermetisch. Eigenlijk zeer toegankelijk en toch geschreven op de rand van het zwijgen.
Zoals de dichter zelf zegt:
Want wie ooit eenzaam was
verglijdt snel in ongenaakbaar zwijgen.
Hier komen we tot de fundamentele paradox van deze bundel. De thematische bijna rationele opdeling in cycli verwijst naar de zichtbare en te begrijpen bovenwereld. Maar het zijn slechts handvaten om af te dalen naar die onzichtbare en ongrijpbare onderwereld van gevoelens, kortom al die gemoedstoestanden, die elke mens bewust en onbewust ervaart.
Zoals in het gedicht opgedragen aan de schilder Jef Verheyen:
Het bewustzijn van de dingen
is er slechts tussen
licht en donker,...
De dichter is daarbij sterk beïnvloed door het Boeddhisme, een leer, die inzicht wil krijgen in het menselijk lijden en hoe daar mee om te gaan. Heel duidelijk is dat in de coronacyclus, waarmee deze bundel aanvangt.
Corona. Utopia.
De lucht zuivert zich
in de slagaders van de stad.
Nog nooit hoorde je
in straten en pleinen zozeer
de stilte en het onuitsprekelijke.
Alsof de stilstand ons meer dan ooit
iets onvergetelijks leert:
de herademing van het ogenblik.
Meteen ook is hier het meditatieve aanwezig. Meditatie als het pad naar innerlijke verlichting. Dat de bovenhand krijgt in zijn reeks gedichten ‘Liefde in tijden van Corona’. Het zijn van de tederste liefdesgedichten uit de pen van een Nederlandstalige dichter. Wat een simpel maar onnoemlijk sprekend vers, waarmee deze cyclus begint:
Ik leg mijn hand
op de stilte
van je lichaaam.
Ik kus het herfstlicht
op je schouder.
In jou zal ik sterven
en nooit sterven.
Weer is dat woord ‘stilte’ daar. Alsof de dichter er door bezeten is en de stilte voor altijd wil vastleggen in woorden en verzen. Kunstrecensent en zelf dichter Johan Van Cauwenberge noemde in een gesprek, dat ik nog niet zo lang geleden met hem had, Antoon Van den Braembussche de dichter van de stilte. Hij had het niet beter kunnen verwoorden.
Het is precies dat zoeken naar de stilte diep in zichzelf dat Van den Braembussche’s poëzie ook dat sterk meditatief karakter geeft. In zijn beeldgedichten, zoals hij het zelf noemt, is de aanschouwing van het kunstwerk de aanleiding om door te dringen naar wat achter dat kunstwerk ligt. Wat het teweegbrengt. Zo wordt voor de dichter ‘aanschouwing’ ‘beschouwing’, reflectie naar zichzelf en uiteindelijk zo binnentreedt in de schaduw van Morandi.
Als je stil bent
dan kan je de hartslag
van de dingen horen.
Hoe ze denken
in het flinterdunne licht.
Onaards.
Hoe ze spreken
tot de eigen schaduw.
Tot elkaar
Stil en gelaten.
In steeds wisselende tonen.
De gedichten worden meditaties. Het wordt doorgetrokken in de cycli ‘Moments de grâce’ en ‘Paradoxen. Ik noem een paar gedichten als voorbeeld zoals ‘Blow up’, ‘De gedachte’ en ‘Alles, onvergetelijk zelfs’ maar je zou de hele cyclus kunnen citeren.
De laatste cyclus, ‘De ode aan Paul Celan’ vormt het sluitstuk van deze bundel en meteen ook de ultieme poging van de dichter om de stilte en het onzegbare in woorden te vangen en te doen verdwijnen in het schaduwland van innerlijke verlichting.
Sterf voor je sterft,
zegt de mysticus.
Wij hebben in het kamp
en de rookblauwe,
ongeheelde herinnering
niets anders gedaan.
In de herfst, getijde en het niets.
Ons stuk kauwend
op de tekens van het ongeziene.
Beste poëzievrienden,
Deze bundel is een zeldzame verademing in een wereld eerst geteisterd door de corona pandemie om dan geconfronteerd te worden met een meedogenloze oorlog aan onze grenzen. Een wereld gedomineerd door algoritmes, waar persoonlijk contact langzaam aan het verdwijnen is. Waar poëzie langzaam debet is aan de waan van de dag, die bestaat uit hypes, die meteen opbranden en waar poëzie maar al te vaak het niveau van therapeutische geschrijf nauwelijks ontstijgt en nog erger enkel slam-lawaai wordt.
Daarom verdient deze bundel en zijn dichter de grootste waardering om tegen deze stroom in te roeien en ons lezers eraan te herinneren dat we stilte en vrede moeten vinden in onszelf.
Het is een bundel, die we kunnen lezen en herlezen, gezeten op een bank in ‘breekbaar licht’, in de schaduw van de stilte en zo het onuitspreekbare begrijpen, zoals de dichter schrijft in de schaduw van Morandi:
Tot jezelf geheel en al verdwijnt.
Langzaam in het ijle.
© Richard Foqué
De schaduw van Morandi, Antoon Van den Braembussche, Uitgeverij P, 2022, 56 p., 18,00 €. Afbeelding cover: "Souviens toi" van Sofie Muller
Facebook-bericht van Frederik De Laere
Een beeld van de voorstelling in De Snuffel vlnr Els Deceukelier, Antoon Van den Braembussche, Sofie Muller en Frederik De Laere (foto) |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten