Enkele bedenkingen bij het gedicht.
Het woord ‘connaisseur’… Af en toe, en zeker als het over kunst en gedichten gaat, willen we het woord nog wel ‘ns tegenkomen. Een aardig maar bij nader toezien ook erg
beladen woord. Een woord van de Franse slag. Iets waar veel langgerekts in steekt dat ons met plezier mag doen denken aan trage zondagnamiddagen gevuld met heel veel koffie en slagroom. Connaisseur… Een woord, uitstekend geschikt om met bravoure te gebruiken in een discours over kunst en andere mooie dingen waarin – beleefd als we zijn - voor één keer niemand gelijk moet halen. En toch zint het me niet helemaal, dat woord. Het roept een rare exclusiviteit op die, zoals in het cliché, laat uitschijnen dat velen dan misschien wel mogen geroepen maar slechts enkelen uitverkoren zijn. Alsof er een brevet moet worden uitgereikt vooraleer men zich een kenner mag noemen die toegang verkrijgt tot de wereld van de hedendaagse kunst en de poëzie.
Neem nu het gedicht… “Gedichten, je moet er nu éénmaal gevoel voor hebben…” Vaak is dat, wanneer je het onderwerp nog maar hebt aangesneden, de eerste opmerking die je te horen krijgt. “Dat men zelf geen kenner is…” en dus bijgevolg geen eigen oordeel heeft. Van dooddoeners gesproken... Het gemak waarmee velen zich al van meet af aan zonder enige aarzeling gewonnen geven en zich over hedendaagse kunst en poëzie totaal onbevoegd verklaren is wat mij betreft vaak ongehoord. Stuitend. Schokkend zelfs. Alsof men zelf geen zintuigen zou hebben die waarnemen en registreren, geen ogen die kunnen zien. Alsof er eerst een zeef aan uitleg over de hoofden moet worden uitgestrooid vooraleer men zelf aan het lezen slaat. Okee, zo makkelijk als we het hier laten uitschijnen is het discours nu ook weer niet. Het is en blijft een verhaal dat vol heikele punten steekt.
Kunst en poëzie, en de perceptie daarvan, blijven voor drempels zorgen die niet meer in één stap te nemen zijn. Het vakjargon heeft vaak de mensentaal opzij gezet. Toe te geven dat men niet op alle terreinen thuis kan zijn heet hier – o die mooie bescheidenheid van ons – te getuigen van goeie smaak. Waarover je niet kunt spreken moet je zwijgen… Wittgenstein in postervorm… Bescheidenheid mag ons doorgaans sieren maar hier heeft ze iets pijnlijks. Openlijk de eigen onkunde belijden is een houding die dezer dagen maar al te vlug voor lief genomen wordt. Wat het gedicht kan betekenen in deze holle en voorthollende tijd die niet van gedichten houdt, is niet meteen in een paar woorden te vatten. De werkelijkheid is nog complexer dan ze lijkt. Makkelijk leven is het niet met de verwarring die in onze dagen huist. Kan het dan anders dan dat ook het gedicht daarvan vroeg of laat de sporen draagt. Diep in ons rust nog steeds het verlangen naar helderheid. Klaarte… Kunst en gedichten ondergraven onze gewone eenduidige manier van kijken. Het gedicht zet alles wat we kennen op de helling. Stelt meer in vraag dan dat er oplossingen zijn. Het gedicht maakt het mysterie alleen maar groter. En dat is zoals het hoort!
Misschien moeten we maar ‘ns een begin maken met dat in al zijn omvang onder ogen te zien. Dat er geen helderheid hoeft te zijn, dat niet alles moet worden uitgelegd. Dat zien niet hetzelfde als kijken is. Ik weiger te geloven dat kunst en gedichten er alleen maar voor een paar ingewijden zijn. Gedichten bestaan uit woorden die ook in bijsluiters en in kranten staan. Niet geschreven in een geheimschrift waarvoor er slechts enkele sleutels zouden zijn. Het woord connaisseur… Ha! Of men een kenner is of niet, doet er niet eens zo heel veel toe… Leggen we alles wat al is geweest maar ‘ns vaker naast ons neer. Laten we ons vooral niet onbevoegd verklaren ook al begrijpen we vaak niet wat we horen en zien. Laten we de onbevangenheid blijven zoeken en de ootmoedigheid waarmee men zeggen kan: ik ben een kenner die niets weet en daarom begin ik - gretig en wel - telkens weer van vooraf aan.
© Paul Rigolle
Geen opmerkingen:
Een reactie posten