1.
Dat onder mijn penne ranke een klein taalfestoen. Dat zich daar ontvouwe een noodzakelijk beeld, een juist woord, in de wellustige krulling van een arabeske. Ik zou willen schrijven in een oud palazzo, met een dadelpalm op de binnenkoer, in hoge donkere vertrekken met luiken, gesloten tegen de moker van het mediterrane middaguur. Met uitgelezen opera’s uit verborgen maar peperdure boxen in een verre achtergrond van mahonie en Nain-tapijten. Met mijn collectie zorgvuldig op veilingen en rommelmarkten bijeengegaarde diptiekjes aan de muur; eentje van Cranach, eentje van Lorenzetti, eentje van de Meester van de Madonna met de Luit onder de Kerselaar. Met op de leestafel werk van Barrès, Huysmans, Gilliams, de onfortuinlijke prins Giuseppe Tomasi di Lampedusa en andere meesters van de splendid isolation, en – om wat te staren als het oog vermoeid raakt van al die letters - met op het einde van de zaal, die uitloopt in een loggia, een besloten tuin, waar onder hibiscus water in witstenen bekkens klatert, de pauw zijn staart spreidt, tussen cipressen bemoste saters bosnimfen belagen.
(Over smaken zou niet te redetwisten vallen? Mijn beste, over smaak valt eindeloos te redetwisten, en steeds zal de conclusie zijn dat één van beide partijen zijn smaak onvoldoende ontwikkeld en verfijnd heeft, en bijgevolg jammerlijk tekortschiet).
2.
Een palimpsest. Op mijn werktafel ligt al jaren een tekstfragment, luchtdicht verpakt in een houdertje van doorzichtig plastic. Hoewel ik de zon zoveel mogelijk uit mijn werkkamer weer, is de blauwe inkt waarmee ik het ooit neerschreef verbleekt. De kalligrafie is haast onleesbaar geworden.
Ik laat de woorden deemoedig in het wit van het papier wegtrekken en papier worden. Over al het geschrevene zal wel ooit weer iets anders geschreven worden, maar ook de uitgewiste teksten zullen hier op de een of andere manier blijven rondhangen (niet in het minst omdat “iets anders” niet “iets nieuws” is, maar hoogstens een intonatieverschil) en het papier zal de letters, de mens en de wereld blijven dragen.
De tekst is van Gerrit Komrij: De verstilde, aristocratische bibliotheek geeft zin aan het zoevende, zinloze slagersmes van de wereldgeschiedenis. Kreten verstomden en werden letters en letters sloegen weer kreten los. Van papier zijt ge en tot papier zult ge wederkeren.
© Frans Deschoemaeker
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten