Pagina's

woensdag 14 september 2016

Zelfs als we lief zijn blijven we haaien


Over ‘In uiterste staat’ van Frederik Lucien De Laere
Recensie: Alain Delmotte

Met zijn vierde bundel ‘In Uiterste staat’ bewijst Frederik Lucien De Laere definitief zijn maturiteit. Al blijft hij natuurlijk iets van het kwajongensachtige, het provocerende bewaren: hij blijft wat in de weg lopen van wat algemeen als salonfähig wordt beschouwd of als ‘goede smaak’ wordt omschreven.

Ik kan het moeilijk laten om eerst dit werk binnen een literair-historische context te
plaatsen. De Laere past in een kleine traditie. Om me tot enkele Vlaamse dichters te beperken: deze poëzie continueert de lijn die ik meen te (h)erkennen die zich aftekent vanaf Gaston Burssens (de dichter van ‘French en andere Cancan’), Gust Gils (in wiens werk Burssens duidelijk mee vibreert) en Paul Snoek (vooral de mallotige Snoek van ‘De heilige gedichten’ en ‘Gedrichten’). Met Burssens deelt De Laere het woordspel en de taalspot, met Gils de sarcastische onderkoeling, met Snoek de hyperbolen: met alle drie heeft hij dus de neiging tot een soort grillige ontregeling gemeen. Uiteraard mixt en samplet De Laere dit alles tot een heel eigen cocktail. Met Snoek valt de smaak voor het groteske op maar zeker ook de zin voor het mythische. En hier en daar ontwaart de lezer in de verte en op een zeldzame keer een stilistische echo van Snoek op het syntactische niveau:

(...) een heerlijk verkeren
in een melkwit landschap
waar geesten hebben gesmeed
een warm complot

Ik wil hiermee enkel aangeven dat dit soort werk binnen de Nederlandstalige poëzie niet zomaar uit de lucht komt vallen.

Zoals in vorige bundels omspant de bundel (die uit een veertigtal gedichten bestaat) één consequent uitgewerkt thema. De achterflap verklapt dat de dichter het over mensen in extreme situaties heeft en ‘verkent wat de mens aankan’. Hij heeft het over ervaringen die ‘op de rand zijn’. Het alles of niets van het absolute. Situaties waarin iemand zich op een existentieel keerpunt bevindt. In het gedicht ‘Vrijduik’ staat het zo te lezen:

Hij klaart op tot het keerpunt,
tot de rand van het bewustzijn


De situaties omhelzen een zeer breed kader: van koorddansen tot kraakpanden, van encefalomyelitis tot insomnia, van killing field tot mijnramp. Stuk voor stuk invullingen die (intelligent en subtiel) passende, gelaagde verwoordingen krijgen. De Laere geeft blijk van empathie. De bundel had ook ‘Inlevingen’ kunnen heten.

Wat opvalt zijn de actuele motieven die een eerder sociaal bewogen karakter hebben. ‘Bengaals leer’ heeft het over de wantoestanden in leerlooierijen van Hazari Bag-wijk in Dhaka, Bangladesh; ‘Bloeddorst’ heeft het over beurspeculanten in de ‘city’ en eindigt met de volgende knarsende verzen:

Zelfs al zijn we lief,
we blijven haaien.


Er is een gedicht over daklozen en vluchtelingen. De Laere schrijft poëzie die niet buiten de tijd staat.

Deze gedichten hebben heel vaak een ontmaskerend effect. Niet alleen op het maatschappelijk vlak maar ook het passionele wordt niet ontzien. Het openingsgedicht ‘Drang’ bijvoorbeeld. De seksuele drift staat centraal. Roesbeleving wordt vastgesteld maar evenzeer de confrontatie met de ontnuchtering: daar komt de spelbreker die ‘relativiteit’ wordt genoemd bijna demonisch opduiken.

(...) de speed van de liefde.
al van bij de eerste kus
was er die focus.
Maar ook de waan
van de eeuwigheid.


Deze poëzie vertoont een bitsig moralistisch cachet.

Het mytisch-religieuze krijgt ook een plaats, gedijt over heel de bundel. (Overigens ook over al zijn eerder gepubliceerde bundels). In ‘Axis Mundi’ (de wereldas) maken we de geboorte van de mondige (holen)mens mee:

Hij opent de poort van woorden
en tekent lijnen in een grot,
verbindingen die zich openbaren:
hij is klaar voor het grote werk.


Het religieuze vinden we bijvoorbeeld terug in het opvallende gedicht ‘Affaire’ waarin de verhouding Christus en Maria Magdalena de hoofdrol speelt. Een prosopopoeia die woorden in de mond legt van Maria Magdalena. De titel lijkt een soort profanatie aan te geven. Maar zo is het niet: het gedicht staat ver van de karikatuur af. De dichter hanteert het als een thema zoals een ander, buigt het tot een hedendaagse omstandigheid om. Nog andere gedichten verwijzen naar het religieuze: ‘Job’, ‘Toonzaal’, ‘Het verbond’ (waarin het acrostichon ‘Gij zult niet doden’ is verwerkt).

De Laere geeft spaarzaam blijk van zin voor het hyperbolische, wat hier en daar een mooi en soms (gewild of ongewild) provocerend effect sorteert (zoals in het gedicht ‘Affaire’). Ik zou haast durven zeggen dat dit De Laere tot een dichter met een sterke mythische potentie maakt.

De gebruikte stilistische en poëticale middelen zijn vrij eclectisch: van verfijnd tot rauw, van understatement tot kreupelrijm (en binnenrijm en rijm). Uit ‘IJslandvaart’:

Als we slapen slapen we
Met neuzen aan enden
We zijn gejaagd
Op zoek naar benden

Er vallen fraaie formuleringen te rapen zoals bijvoorbeeld in ‘Pelgrimage’:

Hij onderneemt een queeste
langs vreemde landschappen
en daalt trappen af
naar de kwintessens
van zijn geest.


Maar vooral de taaie formuleringen blijven in de oren van de lezer klinken. Onder meer het gedicht over het concentratiekamp van Breendonk. Deze poëzie suggereert vaak het gewelddadige: helemaal onze wereld zoals ook het dagelijkse journaal het ons laat bekijken.

In de woordkeuze wordt wel eens naar een wetenschappelijk taaleigen terug gegrepen, telkens in een correcte context overigens: het zijn niet zomaar vrijblijvende termen waarmee luchtig gejongleerd wordt. Een kleine greep: ‘vector factor’, ‘nucleaire capaciteit’, ‘terraformen’, ‘hominiden’... De achterflap heeft het over grenswetenschap. Wetenschap die het niet is. Eerder intuïtief dan methodisch. (Het experiment waaraan De Laere zich waagt is er een, zoals gezegd, van empathie.)

Daarnaast valt uiteraard de Engelse terminologie op. Fragmenten uit songs, sociale media en - vermoed ik - managementsjargon (dat op zijn beurt dan weer is geïnspireerd op een militair taalgebruik), games, het virtuele in brede zin. Een kleine greep: ‘Play.Fast forward’, ‘setting’, ‘sky high’, ‘mind-blowing’, ‘getrackte flashback’...

De combinatie van dat wetenschappelijke en Engelse idioom zorgt voor een zeer grote onderkoeling van de gedichten: ze wekken een harteloze, mechanische en technologische wereld op. Laat het duidelijk zijn dat het niet de dichter is die koud en afstandelijk is, wel de wereld die de dichter ons laat zien. Want met die onderkoeling hebben sommige recensenten en lezers blijkbaar last. Ze vereenzelvigen de dichter met die onderkoeling. Ik vrees dat hen een belangrijk element ontgaat: onder die onderkoeling broedt het venijn van een cassante ironie. Het is dus maar een schijnmanoeuvre: het heeft de kracht van de aanklacht. Ze confronteert, ze wijst op dreigend gevaar. Soms is ze distopie.

Nergens wordt die distopie zo duidelijk als in het afsluitende gedicht van de bundel, het pièce de resitance van het geheel, een podiumtekst pur sang, het in zijn drum meeslepende ‘Olem Golem’ (ik ben je slaaf, ik ben je werker) waarin een wereld wordt omschreven waarin elke vorm van authenticiteit is geweerd en er enkel plaats is voor slaafse uniformsering. Een wereld gereduceerd tot ‘algoritme’, ‘voorprogrammatie’, ‘ultieme formulering’. We weten dat een maatschappelijk bestel dat enkel haar zogenaamde ‘ultieme formulering’ duldt, pijnlijk eenzijdig uit kan vallen en gekenmerkt wordt door een efficiënt gevangeniswezen. Poëzie bewijst dat er geen ultieme formuleringen zijn, maar dat alles – tegen stagnatie in –voortdurend op dialectische wijze geherformuleerd moet worden. Dit moet de ijver van de poëzie zijn en het is de ijver van De Laere.

De gedichten van De Laere houden stand, zowel op het podium als onder de leeslamp. Geen innoverende, wel verdienstelijke poëzie die zeker wat meer aandacht verdient.


© Alain Delmotte


In uiterste staat’, Frederik Lucien De Laere Uitgeverij Vrijdag, 2016, Isbn 9789460014642.


Deze recensie maakt deel uit van een ruimere bespreking die Alain Delmotte wijdt aan 'In uiterste staat' en die zal verschijnen in "Jaarwerk MMXVI", het tweede jaarboek van de VWS (Vereniging van West-Vlaamse schrijvers). De voorstelling van "Jaarwerk MMXVI" gaat door op zondag 27 november 2016 om 10:30 uur in de Studio van CC De Steiger in Menen. Meer info daarover volgt nog maar je bent nu al welkom!

Vereniging van West-Vlaamse schrijvers op Facebook

Geen opmerkingen:

Een reactie posten