Pagina's

maandag 29 augustus 2016

Over de dichter Leopold M. Van den Brande - Frans Deschoemaeker

(brief aan Herwig Verleyen)

Oudenaarde, zondag 17 januari 2016


Goede vriend Herwig, correspondent in het kakelbonte maar wegzinkende Brugge,

Jouw portret van de kunstenaar als bejaarde wielertoerist, de foto van de dichter Leopold M. Van den Brande, die je eigenhandig nam, vorig jaar, in zijn beluikje te Mechelen, is waarlijk een document. Wie zou in deze krasse knar in zijn aftandse wielerplunje met die gerecycleerde koersfiets de ooit befaamde dichter van Alchemie van de roos en De kooi van Faraday herkennen? En toch is dit stellig Van den Brande. Omdat hij er zo atypisch uitziet voor een coureur. Hij heeft meer van de monolithische pedaalstamper dan van de gestroomlijnde, in een flashy windjack geperste wielertoerist. Bovendien zie ik niet zo dadelijk een andere wielertoerist op zijn borst de publiciteit voeren voor de ASLK/CGER, een instelling die al minstens 15 jaar niet meer onder deze naam bestaat. (Prangende vraag die hierbij in mij opkomt: hoeveel wasbeurten kan zo’n wielerplunje eigenlijk doorstaan?) Voorwaar, goede vriend Herwig, een tot nadenken stemmend document.

Zelf heb ik minder dan een handvol herinneringen aan persoonlijke ontmoetingen met de dichter Leopold M. Van den Brande. In een tijdspanne van veertig jaar hebben onze wegen elkaar niet meer dan welgeteld drie keer gekruist. En weer moeten de archieven open.

Op 21 maart 1975 om half negen in de avond ontving ik in de Conferentiezaal van het Dendermondse stadhuis uit handen van juryvoorzitter Hugo Brems de poëzieprijs van het Davidsfonds Dendermonde en het tijdschrift Hagelslag. Ik was daar met mijn zus, zelf had ik nog geen auto en geen rijbewijs. Het was mijn eerste literaire prijsuitreiking, mijn eerste publieke optreden, mijn eerste outing, mijn eerste poëzielezing op een podium, het zou nog vier jaar duren vooraleer ik met een bundel officieel in de letteren zou debuteren. Dat ik mij onwennig voelde is een understatement. Blood stond ik daar, en bloot. En deze prijs, mijn prijs, werd die avond gecontesteerd door een dichter waar ik naar opkeek: toen Leopold M. Van den Brande op het podium geroepen werd om de tweede prijs, een aanmoedigingsprijs, in ontvangst te nemen, klonk het vanop één van de achterste rijen scherp en duidelijk: Leopold M. Van den Brande weigert de prijs! Geroezemoes in het publiek. Dendermonde had zijn literair schandaal! Het belette de dichter en zijn entourage niet naderhand uitgebreid te borrelen op de receptie, maar onze wegen hebben elkaar die avond eerder ontweken dan daadwerkelijk gekruist.

De vierde poëzieprijs van de stad Izegem werd uitgereikt op vrijdagavond 7 november 1986 in het cultureel centrum aldaar, ter gelegenheid van de jaarlijkse Izegemse boekenbeurs. Leopold M. Van den Brande was die avond laureaat. Ik verwierf de tweede prijs. Wie in die jaren meedeed aan poëziewedstrijden kwam gegarandeerd Van den Brande op zijn weg tegen. Naast de bescheiden geldprijs kregen de beide laureaten ook een indrukwekkend boekenpakket overhandigd, dat slechts met de grootste moeite tot aan het station te torsen was. In de trein van Izegem naar Kortrijk onderwierp Van den Brande die stapel aan een vluchtig onderzoek en wat hem niet aanstond keilde hij terstond door het open raampje de nog milde herfstnacht in. Bij aankomst te Kortrijk was de klus geklaard. Veel hield hij niet over. Ik reis graag licht, was zijn commentaar.

Op woensdag 18 november 1987 interviewde ik de dichter te Kortrijk in het kader van de literaire avonden van Mayapan. Dit evenement is vereeuwigd op een foto, waarvan
Mayapan - 18/11/1987 - Leopold M. Van den Brande (l) - Frans Deschoemaeker




















ik hier een kopie insluit. Er was aan dat interview een correspondentie voorafgegaan waarin hij me Waarde vriend Frans, en zichzelf Je Leopold M. Van den Brande noemde en waarin hij op het paranoïde af fulmineerde tegen de maffiosi van de Vlaamse literaire kritiek, de uitgevers, de kranten, de subsidieverstrekkers, enfin, de hele zwik, iedereen was tegen hem en zelfs zijn typmaschiene had het weer eens begeven. Hij schreef letterlijk: als men mij niet erkent als cultuurdrager, dan zal ik mij buiten de cultuur plaatsen.

Ook die avond te Kortrijk ging het nauwelijks over zijn werk maar des te meer over het verfoeide establishment. Kort daarna verdween hij van de radar. Van den Brande was een opmerkelijk dichter (misschien is hij dat nog steeds) maar ik kan mij niet van de indruk ontdoen, en ik betreur het, dat de mythe Van den Brande (misschien is het woord te zwaar, ik weet het) vandaag eerder gevoed wordt door dat dertigjarig zwijgen dan door het geschrevene daarvóór. De rest is leedvermaak.

Een warme groet uit het koude hart van de winter,

Je
F.D.


© Frans Deschoemaeker

Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten