3
We zijn ons eigen verhaal. Wie zal ons vertellen?
De zon werpt een ondraaglijke lichtheid door het raam. Ik wil de dag voor zijn. Bestáán. De trek door het bos geeft alles wat de kaart belooft. Ik volg een GR- pad. Zelfs geen vermoeden van menselijke aanwezigheid. Alles wat ik zie en ruik is er voor het eerst. De weg is in godentaal in het landschap geschreven. Een aan de bergen ontsnapt riviertje kabbelt haar weg op zoek naar groter water. Alles wil opgaan in een groter geheel. Als er al een God bestaat, dan is hij hier dichtbij. Ik vermijd de plek waar Sint Marc niet te vinden is. Geen boven hagen hangende buurvrouwen in zicht. Geen zwaarte, alles is vederlicht. Laat me hier maar boom zijn, bos. Met armen die in aarde grijpen en kruinen die in luchten klimmen.
Wat ik vergat je te vertellen: het huis waar ik verblijf heet ‘Pres du Paradis’. We hadden het er al zo vaak over beste John, dat hel en paradijzen enkel in ons hoofd bestaan. In onze bereidheid om met nieuwe of oude ogen te kijken naar een werkelijkheid die op zich onverschillig is. In de tuin vloekt nog altijd het plastic tuinstel. Ik sleep het houten tafeltje weer het zonlicht in. Wat zal ik schrijven? Een openingszin valt me niet te binnen. Elk schrijven is een falen. Het mysterie is te groot, te machtig voor mijn pen. Waarover men niet kan spreken, daarover zal men zwijgen.
Het gebeurt dat ik in de nasleep van momenten aan niets zit te denken. Naar niets specifiek kijk of luister. Hoofd, oren, ogen leeg. Het overvalt me meer en meer. Het zijn tijdloze periodes waaruit ik opschrik, gewekt door de realiteit. In dit geval is dat een luchtgevecht tussen een kraai en een buizerd. Het dispuut draait rond een prooi in de bek van de buizerd. De kraai moet het hebben van pose en lawaai. De buizerd blijft er majestatisch onder en wijzigt nauwelijks zijn vlucht. Indien reïncarnatie zou bestaan, laat me dan een buizerd zijn. In zijn kreet ligt alle essentie besloten: adel, flegma, vrijheid. De keerzijde van de vrijheid is de eenzaamheid beste buizerd. Maar dat weet je, daar zweef jij cirkels rond, op zoek naar onvindbaarheid. Dag beste buizerd, je bent nu nog maar een stip in het landschap. Laat dit een nieuwe oude fabel zijn. Hoe koning Adel en prinses Flegma het halen op hofnar Kabaal. De fabels van La Fontaine de Saint Marc. Ik zal ze aan mijn kinderen vertellen.
Het is een zomerse dag. Het blauw duwt de wolken opzij. In de zon is het heet, in de schaduw kruipt een rilling over me heen. Ik lig in het zweet des aanschijns aan niets te denken. Wissel zon en schaduw, het ligbed achter me aan. Luxe, Calme et Volupté. Bekijk alles uit één oog door het wijnglas waarop parels condensatie de grens tussen warm en koud aangeven. In de weide naast de tuin graast een allegaartje van twee paarden en een geit. De paarden waaien met hun staarten de opdringerige vliegen weg. De twee passen perfect in het woord ‘paard’. Het is een woord dat krachtig is en sierlijk en met staarten naar vliegen slaat. De geit past perfect in het woord ‘geit’. Het mekkert en herkauwt eeuwenoude verhalen. Ik krijg de indruk dat zij de baas is van het stel. Zij denkt dat zij een paard is. Ook haar bekijk ik door het glas. Een geit is een paard is een paard dat niet weet dat het een geit is. Dag paard. Dag geit. De wijn is zacht en ik word langzaam dronken.
Terwijl ik dit schrijf beste vriend mikt mijn blik op de skyline boven de haag. Of daar geen hoofd uitsteekt dat mij op wijdbeensheid wil betrappen.
Of daar geen lachend hoofd van een buurvrouw bovenuit steekt.
Of daar niet lachend en wijdbeens een deel van mijn buurvrouw uit steekt.
Of daar geen been en een lachend deel van mijn buurvrouw…
Klote Saint Mark. Ik wil me laven aan je fontein. In je bron de woorden vinden die kabbelen en klateren en met vingers van licht de werkelijkheid beroeren als was ik de schepper zelf. Die eerste dag.
4
Lieve vriend, ik ben het soort man dat het gegarandeerd aan de stok krijgt met dat feminiene clubje dat mannenhaat sublimeert tot een theorie over vrouwenrechten. Maslow had gelijk: wie goed is in het hanteren van een hamer ziet overal een spijker. We krijgen het als afwaswater over ons heen. Van Testosteronslikkers tot Emotieloze Idiote, kijk maar naar de reclame. Intussen vervrouwelijkt alles en of dat van deze planeet een fijnere plek maakt om te leven is maar de vraag. Laat ons daar geen inkt aan verspillen beste John. In mijn hoofd jankt een kater en zelfs het licht in mijn oren doet pijn. Ik hou van vrouwen. Ik kan niet functioneren zonder hen. Van moeder tot hoer: zij bepaalden in belangrijke mate wie ik ben. Ik volg de aloude filosofie dat we, wat de liefde betreft, altijd op zoek zijn naar het verloren deel van ons zelf. Niet ter compensatie, zelfs niet ter aanvulling. Wel vanuit het heimwee naar wat we niet kennen.
Ik liet haar per mail weten wanneer ik in Vieux Dun zou arriveren. Ik haalde het beste Frans boven wat ik kon bedenken. Om wat later te ontdekken dat zij een uitgeweken Nederlandse is. Zij retourneerde eveneens in haar zondagse Frans, dat ze de sleutel onder de ‘paillasson’ zou achterlaten. Ik zocht in het woordenboek bevestiging dat het ‘vloermat’ betekende. ‘Mannelijk’ moest het woordenboek nog kwijt en alsof dat nog niet volstond betekende het woord tegelijk ‘strozak’, maar dit, beste John, geheel terzijde. Laten we haar voor het gemak Helga noemen, of nee: Celine, daar past ze beter in. Celine Westerwaal om precies te zijn. Zij vond die regeling met de sleutel best uitkomen voor ons beiden. Zo zouden we niet nodeloos op elkaar hoeven te wachten. In het begin van het millennium werd zij verliefd op een Fransman en zij was tot in Vieux Dun haar liefde gevolgd, zo lees ik in het gastenboek. ‘ Veuve’ staat er voor haar naam: ‘Veuve Celine Westerwaal’, wat zoveel betekent dat meneer Westerwaal, zijn Franse naam is me onbekend, niet meer van deze wereld is. Vast staat dat zij niet tot de vlucht Bataven behoort die elke zomer niet thuis kan blijven. Zij staat op haar privacy en men kan haar enkel op bepaalde tijdstippen bereiken. Er loopt altijd wat mis met onze contacten. Ze laat meestal wel een spoor na, een teken dat ze mij had opgezocht. Wanneer ik haar probeer te vinden sta ik voor een huis met een gelaten grandeur. Gebroken glas, gras door de tegels en afbladderende verf getuigen van vergane glorie. Hoewel de Franse nonchalance wat betreft het onderhoud van huizen legendarisch is, wordt hier toch een mannenhand gemist. Er is geen deurbel, een hond slaat aan en veuve Celine Westerwaal blijft een schim en zoals dat met schimmen gaat, vergroten zij het mysterie.
Mannen alleen zijn loslopend wild. Je merkt het aan het katachtige in hun ogen, de honger in hun blik, het aftastende van hun tred. Alles wat beweegt is een prooi. Ik kijk naar mijn hond en merk dat hij vooral het laatste begrijpt. Hij is een Bleu de Gascogne, een jachthond pur sang. Ik kocht hem bij een jager uit de Provence. Mettertijd werd mij duidelijk dat het arme dier perfect is in wat hij nooit mocht doen: jagen. Hij kijkt me vanuit twee trieste ogen aan. Er deemstert altijd heimwee in weg. Intussen slaat mijn verbeelding op hol. Ik hoorde in de dorpswinkel beneden in de vallei over Celine spreken. Ik hoorde haar stem converseren met de buurvrouw, terwijl ik haar niet te zien kreeg. Ondanks haar afwezige stilte is zij oorverdovend aanwezig. Haar stem krijgt een aangezicht, ogen, lippen, contouren van een lichaam. Mijn handen strelen er tederheid in. Ik zoek naar wijn om het beeld te voltooien. Manet lacht onder de kastanjeboom, wast zijn penselen uit en verdwijnt in de schemer.
© Hugo Verstraeten
Vieux Dun - Hugo Verstraeten
- Vieux Dun (1)-Vr 27/11/2015
- Vieux Dun (2)-Za 28/11/2015
- Vieux Dun (3)-Zo 29/11/2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten