We leggen twee eieren op een kist.
Ze ruiken naar wonderolie, naar mijn moeders blootje.
Een persend korset rond haar ribbenkast
een wilde nacht in het donker, hardhorende buren.
De eieren dansen, we frommelden ze
in zilverpapier, ooit gespaard voor de negertjes
met rieten rokjes.
Mijn moeder kust een stoppelige baard,
draait de hoed op zijn hoofd van voren
naar achter. Zwijgt als het graf.
De dooiers wiegelen, mijn vader giechelt.
Zo druipt eigeel van tussen haar
benen naar god. Zo worden kinderen gemaakt,
werd mij ooit bezworen.
©
Cilja Zuyderwyk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten