Pagina's

zondag 31 augustus 2014

Doorheen de beeldmuur breken

Daan Anthuenis over De omtrek van een gedicht van Piet Brak

De Sint-Niklase dichter Piet Brak is 70 geworden (°Melle 1943 als Piet Bracke). Bij deze gelegenheid bracht hij verleden jaar in ‘De Omtrek van een gedicht’ een
selectie uit zijn 12 gepubliceerde bundels samen. De ondertitel luidt: 'Een verzameling 1962-2012'. Baer Cornet zorgde in opdracht van uitgeverij De Contrabas voor een uiterst geraffineerde vormgeving. Piet Brak (zonder c en eind-e; 'wat korter kan, is beter' zou één van zijn poëtische moto's kunnen zijn) debuteerde in 1964 met de bundel 'Apollo'. In die bundel stond het gedicht 'Klein Sprookje' waarmee hij in 1960 op amper zeventienjarige leeftijd, de toenmaals fel begeerde jaarlijkse poëzieprijs van het tijdschrift 'Jong-Nederlandse Literaire Dagen' won. Hij schrijft dus ruim vijftig jaar poëzie.
Bij wijze van kennismaking citeer ik een typisch gedicht uit die debuutbundel Apollo, de Griekse God van het heldere licht dat orde schept.


Mozaiek


De zon staat als een ooievaar
op de kromme rug van een rivier
en speelt het harde steekspel
met de aarde.

Een boom omhelst een schaduw in een droom
terwijl de wind een hangmat weeft
van fijn licht
bij de grijze paarden van de zee.

's Morgens hoor ik de regen langzaam pikken
aan mijn huis als een oude haan.

En in de verte graast een stad
als een grote kudde vee.


Bij een eerste lezing schijnbaar dromerig elegisch en romantisch, met wat verre echo's aan Paul Snoek zoals de commentaren in die tijd schreven. Ik daarentegen ben vanaf de eerste bundel getroffen door andere meer poëtisch-technische kwaliteiten : het streven naar de juiste zegging en een heldere zintuiglijkheid.
Gebalde en zo zichtbaar mogelijk correcte zegging – bijna schreef ik 'geometrische' zegging. Zijn formulering neigt naar formule. Niet naar toverformules die willen bezweren maar naar wetenschappelijke formules die de onderliggende structuur van de werkelijkheid leesbaar willen maken. De beeldspraak in de eerste strofe bijvoorbeeld kan je zo visueel, bijna filmisch omzetten : de zon staat met haar zichtbare stralen in het water zoals een ooievaar op stelten staat in de bochtige rivier en dezelfde zon speelt met de aarde die compacter is dan water, een veel harder steekspel.
Ik neem twee korte gedichten uit de bundel 'Kijken' (1980).


Meetkunde

Ik slaap als een ruit in mijn huis
en spiegel mij in een haastige fietser
in het vierkant.

Ik vang de wind in een rechthoek
en val stom voorover van een stelling
tot een cirkel.


Het tweede, even kort, zonder titel:


Een oude man kijkt als een pop
vanuit her raam naar de fabriek,
de dag gaat met een voorbijganger mee,
zijn bril rust als een spin
op het dagblad en hij droomt
van mooie meisjes naast zich op de zetel.

Dit alles zit in een doosje
ontvreemd uit een of ander gekkenhuis.


Wat romantisch? Het is zelfs te correct en krachtig geformuleerd om 'nieuw-realistisch' te zijn. Het is gewoonweg Piet Brak, dat wil zeggen een dichter die veel geleerd en gelezen heeft en doorheen al deze invloeden heel snel zijn eigen stem, timbre en tonaliteit ontwikkeld heeft.
Sommige mensen hebben een probleem met de metaforen die willekeurig en vrijblijvend zouden zijn. Niets is minder waar. Ze spinnen een draad via vrije associaties maar blijven altijd zintuiglijk, vooral visueel logisch.
De titel van de verzamelbundel: 'De Omtrek van een gedicht' roept associaties op met 'de omtrek van een cirkel'. Piet Brak omschrijft, om-cirkelt in zijn gedichten zoveel mogelijk de innerlijke en uitwendige wereld waarin hij leeft. Hij doet dit in pulserend concentrische en excentrische kringen tot hij botst op de grens. Als 'Een verticale horizon' definieert een bundel uit 2011 deze grens. De ironische ondertitel : 'geplooid door John Massis', met andere woorden : ook de sterkste mens van de wereld botst tegen zijn grenzen aan. In die bundel heet het laatste gedicht van de laatste reeks 'Sneeuwwoorden' niet toevallig 'Sneeuwomtrek'.
Viel de dichter niet toevallig van een stelling tot een cirkel? Om het nog krachtiger te zeggen: zou een romantische, dichterlijke ziel het ooit in zijn hoofd krijgen een bundel de titel 'Wiskunde' te geven... Nog een verraderlijk eenvoudig lijkend gedicht, een kindertekeninggedicht met een onthutsend, bijna ontluisterend slot:

Op een bierviltje teken ik
een ma en een pa,
heel groot onder de zon.
Hun lichamen raken even elkaar,
ze werken heel hard
om hun kind te kunnen beminnen
en zwijgen als het om hun liefde gaat.

Zo ben ik ook als het over deze
dingen gaat.

Het wordt stil wanneer de televisie fluistert
dat een kind zijn vader heeft gedood
omdat het nooit naar hem wou luisteren.


Een ontluisterend slot. Zoveel is duidelijk: Piet Brak is wars van elke pathetiek, van alle emotionele grootspraak, van enige emotionele kleinheid. Hierin is hij op zijn beste momenten verwant aan Willem Elsschot.
Piet Brak is met De omtrek van een gedicht eigenlijk aan zijn tweede verzamelbundel toe. Inderdaad in 1987 verschenen 'Verzamelde Gedichten’. Blijkbaar heel voorlopig verzameld werk want in 1988 publiceerde hij 'Rorschach',een bundel die bekroond werd met 'De Yang PoëzieReeks Prijs. Misschien sluit deze bundel inderdaad de periode van de jonge Piet Brak af. Hij is dan 44. Dichters blijven dus duidelijk lang jong. De jury prees'vooral de originele en ongekunstelde beeldspraak'. We nemen het titelgedicht:


Rorschach


Met veel licht rond zijn hoofd
wordt de man heel eenzaam.
Als een struik in het huis.

En hij kijkt naar de navel
van de maan op zijn buik.

De zon zit heel stil als een kip
op haar stok onder de inktvlek
van een wolk.


Origineel is de beeldspraak zeker, maar ongekunsteld? Zij is veeleer verrassend vernuftig geconstrueerd, maar zo dat de complexe constructie niet meer zichtbaar is en dus klinkt alsof zij spontaan ontstaan is. Associatief is sinds de Vijftigers een modewoord. Er zit daarentegen veel schrijf-technisch vernuft in deze schijnbaar eenvoudige poëzie. Wel gebruikt Piet Brak in zijn vroege poëzie weinig 'retorische' stijlfiguren zoals alliteratie, repetitie, enumeratie, amplificatie of chiasme. Stijlfiguren die van nature uitbreidend zijn en een lange adem vergen. Daarentegen zit zijn poëzie vol synesthesie, personificatie en paradoxen, vol ironie, metoniemen en metaforen.

Na zeven jaar zwijgen publiceert Piet Brak 'Stuifzandrug'. Julien Vangansbeke, oud-redacteur van 'Yang', een van de weinige mensen die over de poëzie van Piet Brak geschreven heeft, noemt 'Stuifzandrug' misschien wel het hoogtepunt van Piet Brak's oeuvre'. Hij schrijft dat de bundel stilistisch duidelijk verschilt van zijn vorig werk : in plaats van ultrakorte verzen - zijn vroegere waarmerk - krijgen we breed uitgesponnen gedichten. Vangansbeke heeft gelijk wanneer hij stelt dat de gedichten in de bundel breder van adem zijn maar ik zou ze niet uitgesponnen noemen en zeker niet barok. Ze zijn integendeel beheerst geschreven, met het rustig ritme van een rivier in een vlak Vlaams landschap.
Wel opvallend is dat de dichter in reeksen gaat werken. Alsof hij bepaalde ervaringsvelden vanuit verschillende gezichtshoeken bewust en systematisch wil beschrijven zodat we er een totaalbeeld van krijgen. Een compleet poëtisch gereconstrueerd wereldbeeld. Zo begint elk gedicht van de reeks 'Verbeelding' met dezelfde twee woorden : De Man. De man verdwijnt... De man begrijpt niet... De man verkavelt... De man klemt... De man bekijkt... (Heeft hij ook geen bundel 'Kijken' uitgegeven?). Deze stijlfiguur wordt met een Duitse term: 'Distanzstellung' genoemd, plaatsen op afstand, wat syntactisch en/of inhoudelijk bij elkaar hoort, wordt gescheiden. het is een retorische stijlfiguur met afstandelijke werking. In de reeks 'Stilte' eindigt elk van de vijf gedichten met het korte vers ‘In Grote Onrust' (in hoofdletters).
Toch gaat Piet Brak niet pathetischer, barokker of bombastischer schrijven. Integendeel, hij blijft consequent helder, bijna wetenschappelijk juist zijn woordwereld construeren. Hij is wel meer een architect geworden, bouwer van grotere woongehelen. Maar juist architectuur eist precisie, stevigheid en berekening van de gulden snede. Hij is componist geworden die in plaats van korte, afzonderlijke liederen breder opgezette muziekstukken schrijft. Daarbij ontdekt hij dat de wiskundige onderbouw van het notenschrift de vruchtbare basis vormt van een compleet esthetisch genieten. Ter illustratie het eerste gedicht uit de reeks 'Wandelaar’. Niet toevallig begint het gedicht met 'omtrek'. Zoals in 'Omtrek van een gedicht'.


Wandelaar 1


Omtrek snijdt een vlak uit het landschap,
dwars doorheen de verbeelding van bomen.

Langbenig vormt de stem een boog -
inwendig bedreven tot beheersing.
Tussen gras waait een opera,een opstand
van bladeren omheen de voetstap.

Lopend vlakbij de hiel
en toch hoger dan de adem -
breekt van een wolk af, een hoek.

In het olijfkleurig licht
klimt de schemer tot een hoge bloei.


Het kan niet verwonderen dat het tweede gedicht begint met: 'Een scherp geslepen lucht/nadert de wandelaar tot in zijn betekenis'. Bijna schreef ik, denkend aan Apollo: scherp gesneden licht. En nog merkwaardig: het derde gedicht van de reeks eindigt met:'Tot in zijn betekenis'. Als zelfstandig vers hernomen,zoals een korte dacapo in de muziek. Om ons te herinneren.
Misschien kan ik nu een essentieel kenmerk van de poëzie van Piet Brak beter definiëren. Ik denk dat het visuele structueren van de wereld de poëtische kernformule is van het oeuvre van Piet Brak. Kijken is de kunst. Apollo, de god van het heldere licht, is ook de god die de muzen voorgaat in het beoefenen van de muziek en de dichtkunst. En vergeet niet: Apollo is ook de god van het orakel waarmee hij macht over leven en dood uitoefent. In Delphi zit de beroemde Pythia die haar duistere voorspellingen doet. De priesters achter haar moeten haar kreten en wartaal omzetten in leesbare verzen die de vragensteller moet interpreteren.
Om die geheimtaal leesbaar te maken maakt Piet Brak van alle mogelijke stilistische en associatieve 'visualiserings'-technieken gebruik want bij hem is leesbaar gelijk aan zichtbaar. Aren lezen is kijken. Piet Brak is de landmeter van het innerlijke landschap en daardoor ook van de menselijke verhoudingen: de afstand tussen hem en zijn vader, zijn moeder, zijn vrouw en dierbaren. Hij brengt dat netwerk zorgvuldig en met tederheid in kaart. Een gedicht uit de bundel 'De Kwakkel'(2001) ter illustratie:


Metamorfose


Je wil licht maken om elkaar te zien,
om aan elkaar onze lichaamsgebreken te verwijten.

Hierdoor verklaren we onze slapeloosheid,
het monotone in onze dagindeling.

Het eindeloos kijken door het raam
brengt ons verwondering om hoe
we elkaar hierdoor opwinden.


Kan het naakter in het licht gezegd worden? Uit de bundel 'Een verticale horizon' - de kloeke bundel uit 2011 - wil ik nog een gedicht lezen. Ik aarzel tussen 'Strandplevier' - dat begint met 'hij kijkt' - of 'Soap' - dat begint met 'ik kijk', en kies om niet nader te verklaren redenen toch maar voor:


Soap


Ik kijk moeizaam naar
je lichaam zoals het is.

Naar de bloemen
in de veranda,
naar de avond
op je gezicht
dat zich afwendt.

Op de vijver
drijft een takje,
evenwijdig met iemand
waar niemand naar omziet.

Of zullen we naast elkaar
op de sofa ons geluk zoeken?.


Dan blijft nog één vraag over: waar kijkt de dichter naar? De vraag is het antwoord: naar het eeuwige bewegen waar hij middenin staat. De dichter Piet Brak kijkt 'filmisch' naar het leven dat traag op verschillende plans beweegt waarbij de beelden over elkaar schuiven en in elkaar hakend andere, vreemde, originele beelden vormen die op het netvlies achterblijven. Verflow. De gelijktijdigheid van het ongelijke voor de lens van de dichter. Een dichter kan nooit door de geluidsmuur breken, hij kan wel door de verticale horizon van de beeldmuur breken. Zoals het aan het einde van de bundel 'Een verticale horizon' duidelijk wordt. Na 'Sneeuwomtrek' volgt een laatste aantekening. Men moet het beeld scherp stellen - anders sneeuwt het onder: Een huis met een tuin, met de wijze blik van twee ezels, met adem van hooi.
Met een gedicht op de rand van het licht, op een zwart-wit schilderij. De dichter maakt van dit steeds bewegende, verglijdende, steeds weer in en over elkaar heen glijdende wereldbeeld een still. Noemt dat een gedicht. Dit is authentieke poëzie: het wonder dat het bewegende leven even stil staat binnen de omtrek van een gedicht. Piet Brak beschouwt zijn oeuvre als voltooid. Daarom biedt hij de lezer zijn 'uitgelezen verzamelde gedichten' aan. Maar reeds in 2012 gaf hij een bundel uit met de veelzeggende titel 'Finissage'. Er staan ontroerende gedichten in. Over zijn gesorven ouders bijvoorbeeld. Maar ook tegengewicht-gedichten zoals FC Puivelde of Propje.


Propje


Ik kan niet wennen
aan het witgekalkte propje
in een hoek van de kamer.

Ik behoud mijn weerzin
voor het geluid van dit voorval.

Er is iemand achter mijn rug
die er staat naar te kijken.

Ik blijf verweesd achter
samen met mijn moeder
op een foto voor het raam
met de vrouwentongen.


De dichter mag dan zijn verzamelbundel afsluiten met de relativerende vaststelling: ‘Uiteindelijk is poëzie een schram /op de knie van een weggelopen puber', toch wil poëzie misschien wel hardnekkig blijven leven en spreken in hem. Misschien is poëzie wel iets als moeders geest die hij in zijn hoofd hoort suizen:

'Ze wil nog enkel waanzin zijn,
en dan misschien weten
hoe de wereld in elkaar zit.



© Daan Anthuenis


Piet Brak, De omtrek van een gedicht. Een verzameling 1962-2012. Uitgeverij de Contrabas, 2013, €22,50. ISBN 978-90-79342-57-2.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten