1.
Hij zegt het zelf: het allerbeste werd uit het beste gehaald. Gul is hij nu geworden. Gul met het uitdelen van handtekeningen, schouderklopjes, interviews.
Valt hij over zijn woorden, dan worden zijn meningen vereerd. Uit zijn versprekingen sloeg hij munt.
Wat kan hem nu nog overkomen? Inderdaad, het beste heeft hij binnengerijfd, het beste heeft hij op zak, maar in wezen is hij nu wat hij al was: blut.
Vergissingen zijn iets voor later, meent de triomfator.
En hij bedoelt: later wordt nooit. Behalve meer.
2.
Wat hij zegt, wat hij doet, het moet voor hem in het openbaar: hij teert op wat hij scoort en hij teert op dat scoren weg.
Te redden valt hij niet meer.
3.
Als het applaus al lang is uitgedijd, duurt het in zijn gehoor eindeloos voort. Dat maakt hem doof.
En blind. Blind van de bewonderende blikken die er om hem heen niet langer zijn.
Ook op dagen van rampzalig falen, slepen zijn overwinningen hem in megalomane redeneringen mee.
Nee, triomferen valt tegen.
Wedden dat hij zich op een keer als kleinzielige zal laten zien.
© Alain Delmotte
Geen opmerkingen:
Een reactie posten