Pagina's

zondag 2 maart 2014

Gesprek met Rinske Kegel

De Nederlandse dichteres Rinske Kegel ontving laatst met het sterke gedicht "Toen je al weg was" de derde prijs in de Tweejaarlijkse poëziewedstrijd van de Stad Oostende. Hieronder het gedicht en het gesprek dat Digther-redacteur Frank Decerf n.a.v. de wedstrijd met haar had.


Toen je al weg was


Bij de flessen water kon je niet kiezen welke
ik wilde zo graag dat ik niet hoefde te kiezen
toen we in het park aankwamen jij bij mij
achterop en er van dronken zaten er bubbels in

we kochten aardbeien
ik kocht aardbeien
ik kocht alles
ik betaalde alles en mijn fiets viel om
en die raapte ik zelf op
er vielen nog meer fietsen om
ik raapte alle fietsen op

jij wilde liggen je wilde in de aarde
zakken en ik wilde je hier houden
maar de zwaartekracht had zijn
werk al gedaan en je lachte naar me
als een vader naar een kind dat knoeit

Je deelde aardbeien uit aan andere mensen
in het Vondelpark
je zei zo doen ze dat in Berlijn


©Rinske Kegel

Beste Rinske, proficiat en welkom in Oostende. Je zegt me dat je naast schrijfster ook illustratice bent, je hebt dus meerdere talenten, maar daar kom ik later nog even op terug. Je bent geboren in Haren, Nederland, in het
jaar 1973 en ondertussen heb je al wat van je gedichten her en der in publicaties gezien; ik denk bijvoorbeeld aan het literair tijdschrift Op Ruwe Planken, het Tijdschrift Ei en De Uitvreters. In 2012 behaalde je de top 100 van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd met het gedicht “De moeder van Tom moet dood”, dat is alvast een mooi begin. Maar vertel eens hoe je tot het schrijven bent gekomen
.

Schrijven doe ik al sinds ik een pen kan vasthouden. De eerste serieuze stappen zette ik rond mijn twintigste. Ik woonde toen in Amsterdam en deed bijvoorbeeld regelmatig mee aan de poëzieavonden in Café Festina Lente, waar toen Simon Vinkenoog nog in de jury zat. Ook was ik al actief op internet en publiceerde ik daar gedichten. Zo is het langzaam gegroeid. De laatste vijf jaar ben ik er echt intensief mee bezig en met succes. Zo behaalde ik in 2012 de top 100 van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, belande ik o.a. op de longlist van 20 beste verhalen van de Lowlands schrijfwedstrijd van uitgeverij Nijgh & van Ditmar en dit jaar verschijnen er zes gedichten van mij in Vlaams literair blad Het Liegend Konijn.

Wie waren of zijn je grote voorbeelden?

Echte voorbeelden heb ik niet, het is meestal zo dat een enkel gedicht me raakt. De poëzie van Tjitske Jansen en Wislawa Symborska vind ik fijn omdat het poëzie zonder opsmuk is. Daar hou ik van, helderheid. Menno Wigman vind ik mooi, Bernard Wesseling, Herman de Coninck. Absurditeit kan me ook bekoren. Delphine Lecompte doet dat. Ik hou van haar humor, het schrijnende en speelse in haar poëzie. Lyriek is niks voor mij. Ik hou van spreektaal en er mag gelachen worden. Mijn inspiratie komt vaak genoeg uit het leven zelf. Een vreemde zin uit de krant, een sjokkende opa achter een rollator, de zwarte schaduwen van vogels op de daken en de ( falende) communicatie tussen mensen.

Wat publiceerde je tot op heden?

Mijn eerste officiële publicatie van een gedicht was bij literair open podium Op Ruwe Planken. Daarna kwamen er o.a. publicaties in De Gids, Strapuzy, Tijdschrift Ei, De Uitvreters een uitgave van literair productiehuis De Wintertuin. Ook trad ik o.a. twee maal op bij Poëziefestival Onbederf'lijk Vers Nijmegen en eenmaal bij De Prinsentuin in Groningen. Ik sta in twee finale Poetryslams dit jaar. Ik ben in verschillende bloemlezingen te vinden. Daar kan ik inmiddels een heel schap van mijn boekenkast mee inrichten. Ik hoop nog een bundel uit te gaan geven, dat is mijn grote streven op dit moment. Ik denk dat de derde prijs in Oostende hierbij helpt.

Je hebt blijkbaar nog andere artistieke talenten, vertel eens.

Ja, ik illustreer. Dat combineer ik graag met schrijven. Ik heb bijvoorbeeld illustraties gemaakt voor Digitaal cultureel magazine De Optimist. Ik won de podcastwedstrijd van Kluger Hans met een illustratie en heb een illustratie gemaakt voor Hard/Hoofd. Ik maak ook vrij werk, voornamelijk portretten die te zien zijn op www.rinskekegelillustraties.blogspot.com Daarnaast ben ik actrice. Ik acteer voornamelijk in communicatietrainingen op de universiteit, maar heb ook in een aantal voorstellingen gespeeld. Ik kan heel veel, zingen, tekenen, schrijven, acteren. Het werkt soms versnipperend. Tegelijkertijd heb ik al die dingen nodig om uitdaging te blijven voelen.

Wat zou je nog graag willen schrijven?

De laatste tijd waag ik me steeds vaker aan korte verhalen, daar zou ik nog wel meer aandacht aan willen gaan besteden. Het is voor mij nog een beetje een onbetreden sneeuw. Die speurtocht vind ik fijn om aan te gaan. Ik hou van steeds nieuwe uitdagingen. Ik vraag daarbij aan andere schrijvers feedback.

Heb je tijdens het schrijven een bepaalde routine? Hoe ga je te werk?

De meeste ideeën ontstaan voor het slapen gaan, in de trein, tijdens de ochtendzwem of op andere vreemde momenten. Voor het uitwerken moet ik wel rust en focus hebben. Gedichten schrijf ik altijd eerst in een boekje. Ze ontstaan vaak vanuit een enkele zin. Daarna ga ik ze uitwerken. Soms duurt dat maanden, soms een dag. Ik ga steeds ambachtelijker te werk. Vroeger was ik soms te snel tevreden. Nu laat ik het vaak veel langer garen. Vraag soms om feedback van anderen en ik dood mijn schatjes, mijn lievelingszinnen, sneller dan voorheen als dat nodig is.

Nu je bij de prijswinnaars bent van de Poëzieprijs van Oostende, de duurste literaire prijs voor één gedicht in ons Nederlandstalig gebied, heb je speciale verwachtingen?

Zoals ik al eerder zei is de prijs een grote opsteker en denk ik dat het mee zal spelen in de beoordeling van mijn werk bij uitgevers en redactieleden van literaire bladen. Het geeft mij tevens bevestiging dat ik goed kan schrijven. Je belandt niet zomaar in de top 3 uit 1462 inzendingen.

Welke dichtbundels las u onlangs, waarom?

Ik las de voorlaatste van Delphine Lecompte, ik had haar horen voorlezen in de bibliotheek in Nijmegen waar ik vaak assisteer bij de maandelijkse poëziemiddagen. Ik vond haar gedichten beter worden toen ik ze hoorde en ik kon er meer lijn in ontdekken. Ik heb altijd verschillende bundels open liggen, het inspireert me tot schrijven. Het beste medicijn is elke dag een paar gedichten lezen. De laatste die ik las, Herman De Coninck, het debuut van Frouke Arns en ik herlas Paul Snoek die een speciale plek in mijn hart heeft. Mijn lievelingsgedicht van hem is 'Het luchtkasteel'. Het zou zomaar kunnen dat met dat gedicht de liefde voor poëzie begonnen is.

Volg je de huidige lichting nieuwe en jonge dichters?

Ja, die volg ik. Ik vind het mooi dat poëzie altijd in ontwikkeling is en dat jonge mensen zich er aan wagen. Ik vind Marieke Rijneveld een puur talent bijvoorbeeld. Tim Pardijs, die nu stadsdichter is van Zutphen, daar gaan we nog van horen en niet te vergeten Wout Waanders, stadsgenoot en winnaar van de vorige editie van Oostende. Ik wissel ook uit met deze aanstormende talenten en kan plaatsvervangend trots zijn op hun ontwikkelingen.

Bent u in een of ander literair hokje onder te brengen?

Ik hou niet van hokjes. Ik schrijf en denk er niet bij na of het ergens in past. Het schrijven is een proces, ik wil mij steeds vernieuwen en daarom lees ik veel van anderen en dat inspireert. Of dat ergens in past interesseert mij niet, of het raakt, herkenbaar is of ontregelt is van groter belang.

Wat stoort jou het meest in deze wereld?

Wat ik het ergste vind is onverschilligheid. Ten aanzien van de zorg voor moeder aarde en de mensen die er op wonen. We hebben de natuur nodig en we hebben elkaar nodig. Ik hoor van steeds meer mensen dat ze hun buren niet kennen. Ik stoor me aan het feit dat mensen zich minder lijken te verbinden met elkaar en de omgeving. Iedereen draag oordopjes, is met zijn smartphone bezig, met zichzelf bezig. Voor mij een reden om geen sociale media zoals Facebook en Twitter meer te gebruiken en een mobiele telefoon uit de prehistorie te gebruiken die alleen aangaat als dat echt nodig is. Ik luister liever naar de vogeltjes, het verkeer, de mensen in de trein dan naar een koptelefoon. Bovendien zing ik graag zelf op de fiets.

Wat stoort jou het meest in de literaire wereld?

Soms krijg ik de indruk in het literaire klimaat van Nederland dat het veel buitenkant is. Dat men bang is voor concurrentie en dat netwerken en vriendjes hebben in die wereld belangrijker is dan de inhoud van het geschrevene. Dat vind ik jammer, want het moet gaan om wat er op papier staat. Ik vind Nederland in die zin klein, dat is ook de reden dat ik aan Vlaamse wedstrijden mee doe en naar Vlaamse tijdschriften stuur. Mijn gevoel zegt dat er meer openheid heerst in Vlaanderen, meer ruimte voor experiment en verschillende schrijfstijlen. Dat vond ik ook zichtbaar in de tien nominaties van de Oostende wedstrijd. Een enorme verscheidenheid aan gedichten. Daar geniet ik van. Misschien gaat het ook tijd worden Zuid Afrika en Suriname te verkennen.

Lees je vaak buitenlandse schrijvers?

Ik lees graag Wislawa Szymborska, Ewa Lipska, Gert Vlok Nel en Czeslaw Milosz. Zoals mijn eigen schrijfstijl steeds aan verandering onderhevig is, zo lees ik steeds weer anderen. In het decembernummer van Kluger Hans las ik gedichten van Alessandra Palmigiano, die bekoorden mij ook.

Wat mogen wij nog van jou verwachten?

Het streven is een bundel en ik blijf insturen naar literaire bladen. Ik blijf schrijven, zonder dat ben ik een verschrompeld aardappelschilletje. Ik blijf doorgaan met schrijven, ik kan niet anders. Jullie zullen van me blijven horen.


Opgetekend door Frank Decerf, redactielid Digther

- de tweejaarlijkse poëzieprijs van Oostende - editie 2013-2014
- Gesprek van Frank Decerf met Rinkske Kegel (Zo 2/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Peter Mangel Schots (Ma 3/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Erwin Steyaert (Di 4/3/2014)

http://rinskekegel.blogspot.be/
www.rinskekegel.nl


Geen opmerkingen:

Een reactie posten