Pagina's

dinsdag 30 april 2024

Een veelzijdige kijk op de menselijke ervaring

Inleiding van Philip Hoorne bij de bundel Onbereikbaar voor commentaar van Wim Vandeleene, die op 28 april 2024 werd voorgesteld in Snuffel Hostel, Brugge

Goeiemiddag waarde poëziegelovigen, we zijn hier vandaag bijeengekomen om de geboorte van de dichtbundel Onbereikbaar voor commentaar van Wim Vandeleene te celebreren en op de wijde wereld los te laten.

Na Duikvlucht is Onbereikbaar voor commentaar de tweede bundel van Wim Vandeleene. De tweede ook bij Uitgeverij De Zeef die gestaag bouwt aan een mooi en degelijk poëziefonds. De werking van Annemie, Charles en Roel verdient alleen maar lof.


Onbereikbaar voor commentaar telt 47 gedichten, ondergebracht in 10 cycli. Een best wel lijvige bundel. De dichter heeft in die cycli geen symmetrie nagestreefd wat betreft het aantal gedichten per cyclus. Door zich te ontdoen van de wurggreep van de symmetrie, hoefde de dichter geen gedichten overboord te gooien of per se wel in de bundel te houden. Ik heb de indruk dat Wim zijn allerbeste gedichten heeft verzameld en thematisch gesorteerd in afdelingen. Goed gezien.

Wim is iemand die openstaat voor feedback en dialoog. Op 12 oktober van vorig stuurde Wim mij een mailtje met negen potentiële titels voor deze bundel. Daar zaten sterke titels tussen. Hij vroeg mijn mening. Uiteindelijk is het een titel geworden die niet in dat lijstje voorkwam.

Onbereikbaar voor commentaar is een flard uit een gedicht. Een titel hoeft niet per se de volledige lading van de bundel te dekken. In dit geval is dat ook moeilijk, want Wim Vandeleene levert een veelzijdig werkstuk af, dat niet in een paar woorden kan gevat worden. Is de titel alleen maar gekozen omdat het een fraaie woordgroep is? Ik kom hier straks op terug.

Ik wandel met u even door de bundel, die u straks thuis rustig kunt savoureren, en houd kort halt bij elke afdeling. De eerste cyclus, ‘Startschot’, telt twee gedichten. ‘Zal je met doorligwonden opstaan uit een zetel’, zo luidt de allereerste regel van het openingsgedicht ‘geen weg terug’. Het gedicht is een retrograde van de geschiedenis van de mensheid. Het nodigt ons uit om de verbondenheid met de natuur en het pure leven te herontdekken. Maar helaas kunnen we niet terug naar wat ooit was. De dichter eindigt met de ontnuchterende retorische vraag ‘zal je toch maar alles bij het nieuwe laten’.

De reeks gedichten met als titel ‘Groeispurt’ biedt een diepgaande verkenning van de complexe relatie tussen ouder en kind, waarbij elke fase van het opgroeien met een scherp oog voor detail en emotie wordt vastgelegd. Het begint bij de peuterjaren. Vervolgens leert het kind wat taal is en deint het gemoed van de vader alle kanten op. In het gedicht ‘Pretpark’ dat u later deze middag zal horen, twijfelt de vader aan het vaderschap.

Ik zal in de rest van mijn betoog af en toe citeren uit de bundel. Ik zal dit niet telkens aankondigen met het woord ‘citaat’. Ik zou mijn arm kunnen omhoog steken als er een citaat aankomt, of even hoesten, of mijn stem wat laten zakken. Misschien moet ik een heel korte pauze inlassen voor en na een citaat. Enfin, u hoort het wel en als u het niet hoort, leest u het straks wel.

De peuter wordt een kleuter, een speels maar soms lastig kind. De vader en het kind worstelen met wisselende emoties en verwachtingen. Vader is vaak uithuizig en moeder, want die is er ook, ‘vertelt de parabel van de verloren vader / over een jager die later thuis komt, met een alibi’. Ondertussen wordt het kind zich bewust van de eigen identiteit.

De derde afdeling heet ‘Een man in de knop’. Elk deel van de bundel opent overigens met een citaat, onder andere een van bioloog Midas Dekkers en een van regisseur Woody Allen, mannen die ik zeer bewonder. Het kind wordt almaar ouder. Het gedicht ‘vroege puber’ zoomt in op de fysieke en emotionele veranderingen die gepaard gaan met het volwassen worden. Het is mijn favoriete gedicht.

Voor mij hoeft een gedicht niet per se als een ajuin gepeld te worden totdat alle lagen en veronderstelde lagen ontbloot worden. Een gedicht over een puber mag gerust alleen maar een gedicht over een puber zijn en niks meer. Maar Wim is ook een klimaatdichter. In het gedicht ‘vroege puber’ staan de woorden ‘driftbuien’, ‘kritiek peil’, ‘code rood’, ‘microklimaat’. ‘Onbereikbaar voor commentaar / haalt hij de schouders op voor een hoger bevel’, lezen we.

Wie onbereikbaar is voor commentaar heeft niet zelden iets te verbergen. Wie weet slaat deze zin op de machthebbers van deze wereld die de urgentie van een klimaatbeleid niet inzien. Dan is het ‘hoger bevel’ de oproep van wetenschappers en experts om er iets aan te doen, een oproep die gedragen wordt door een almaar groter deel van de bevolking. Het zou kunnen. Het is maar een interpretatie.

De late puber wordt opstandig en gaat zijn eigen weg, een vlucht als het ware. Hij ontdekt het andere geslacht en de complexe wereld van liefde en verleiding, van verlangen en onzekerheid.

De vierde cyclus heeft als titel ‘Eigen terrein’. In de man-vrouwrelatie draagt de vrouw de broek: ‘zij velt het vonnis over zijn zonde en bewierookt zijn deugd / wrijft de schade van flaters onder zijn neus’. Een aantal keren bevinden we ons op een feest, maar de man voelt zich onwennig in de massa: ‘hij overziet de feestzaal, zijn mijnenveld / in de hoek zoekt hij steun bij een schaduwplant / met verzamelde moed nadert hij de harde kern’.

Nog steeds op het feest wil hij contact maken met een vrouw, maar ‘hij verwart een wegwerpgebaar met een wenk / wil haar meevoeren naar zijn hol / betreedt haar terrein als een rover met een plan / aan de rand van haar blikveld stoot hij op een koufront / zoekt een sterke houding, oefent een compliment’. Weg van het feest, in het uitstalraam van de speelgoedwinkel ziet hij in zijn reflectie een andere man, een moediger man, iemand die hij amper herkent.

De afdeling ‘Drie verblijven, vijf zintuigen en een vermoeden’ is een fraai gecomponeerde cyclus met niet negen gedichten, wat de titel laat uitschijnen, maar slechts vijf. Het eerste gedicht begint met een poëtische beschrijving van het fysieke lichaam als een ‘kooi van ribben’. Het tweede gedicht verschuift de focus naar de geest, waar gedachten en herinneringen rondhuppelen in de speeltuin van het hoofd. Het derde gedicht verkent het lichaam als een heiligdom dat schroomvallig wordt opgediend en slechts deelbaar is met één enkele gelovige. Het vierde en vijfde gedicht van deze afdeling met als titels ‘zintuigen’ en ‘vermoeden’ horen bij elkaar. Wim zal deze straks voor u voorlezen.

In de cyclus ‘Opmars’ ontglipt de geliefde en keert ze terug. ‘De stroop die ze uitwisselen trekt vliegen aan’. Eens te meer een mooie versregel, want is dit nu positief, die zoete stroop, of zit er een negatieve bijklank aan een stroperige brij? Liefde is een werkwoord om het met een cliché te zeggen. ‘Hij moet aandacht schenken of ze drijft weg / naar andermans moeite, andermans wenken’. Maar hij heeft geluk, hij mag blijven, of zoals de dichter het cynisch formuleert: ‘ze benoemt hem tot nieuwe man / bevoegd voor de logistiek van haar keuken / in haar stulp mag hij glas van plastic scheiden / beschimmelde schillen bij compost voegen’.

Dan is daar weer het feest, een familiefeest met ‘onbehaaglijk gelach’ en ‘zwijgende klankkasten’. Tot overmaat van ramp, of net niet, valt de elektriciteit uit. De familie tast letterlijk en figuurlijk in het donker. Er is een scheiding op til, maar de zoon bindt de partners aan elkaar, letterlijk. Het paar verkeert ‘in broze balans / … / ze regelen de passie met de thermostaat’.

Ineens duikt wederom de brandweer op. Hoezo wederom, kwam die al ter sprake? Jawel, het kind droomde ervan om brandweerman te worden, maar moet nu zelf beroep doen op de spuitgasten. Er is een ‘kortsluiting in het huwelijk’ en ‘de advocaat sleept schade uit de brand’.

Zeven cycli hebben we achter de rug, dat is al heel veel oerdegelijke poëzie, maar het leesplezier is nog niet voorbij. ‘Klaverblad’ gaat over reislust, het onderweg zijn. Het beeld van de langste weg die een mens kan lopen, namelijk van Kaapstad tot Siberië, staat symbool voor de afstand tussen geliefden, want die weg is ook de afstand, niet van hier naar daar, maar van ‘hier naar haar’.

De cyclus ‘Exit’ confronteert ons met het ouder worden. Herinneringen worden opgerakeld of doemen vanzelf op. Het lichaam ‘kraakt’, ‘stuiptrekt’ en ‘kronkelt van krampen’. ‘Het werd niet in de wieg gelegd voor de flikflak / en de brug met ongelijke leggers’, schrijft Wim. Ook de omgeving verandert. ‘Een tapasbar rees uit het puin van een kroeg’ en ‘bij de banketbakker kan hij nu halters heffen’.

Vrolijk was het niet altijd, maar de dichter begeleidt ons naar de uitgang met een positieve boodschap, een recept voor de nieuwe mens: ‘een gewerveld Schepsel om U tegen te zeggen / in de wieg gelegd voor hogere daden’. En die nieuweling krijgt een ‘opdracht voor gisteren’. Die opdracht is een aansporing tot introspectie en verandering in de menselijke houding ten opzichte van de natuur en de medemens. Ons wordt gevraagd om te zorgen voor onze planeet, voor elkaar en voor de dieren. Wie weet is het misschien nog niet te laat.

Ik vat alles nog eens samen. Elke cyclus belicht een nieuw facet van het menselijk bestaan. Van onze prille stapjes over de complexiteit van relaties tot het besef van vergankelijkheid, bieden deze 47 gedichten een veelzijdige kijk op de menselijke ervaring. Wim Vandeleene slaagt erin om een scala aan emoties en thema's te verkennen en hanteert daarbij zowel existentiële overdenkingen als alledaagse observaties. Dit alles maakt van Onbereikbaar voor commentaar een exceptionele dichtbundel.

Nog heel kort iets over de vorm. De gedichten tellen gemiddeld zowat 12 versregels. Zorgvuldig ingelaste witregels verluchten de taal. Weinig hoofdletters, weinig interpunctie. Geen gedoe met complexe lay-out, insprongetjes, uitsprongetjes of andere dingetjes die alleen maar afleiden van waar het echt om gaat, namelijk het zuivere vakmanschap van de dichter.

Als mensen mij vragen wat ik een goed gedicht vind, dan luidt mijn antwoord steevast: ‘Een goed gedicht is voor mij een gedicht waarbij ik na een eerste lezing de aandrang voel om het meteen opnieuw te lezen, en nog eens en nog eens.’ Ik besef dat dit een heel subjectieve visie is. Bij de gedichten van Wim Vandeleene voel ik die drang. Ik probeer die te verklaren. Een anekdotisch parlandogedicht zonder verrassingen, weerhaakjes of beklijvende elementen lees ik één keer, en klaar. Een beetje zoals je een mop leest of kijkt naar een meme. Goed gedaan soms, maar de essentie wordt in één keer prijsgegeven. Een dichtgemetseld, hermetisch gedicht stoot mij dan weer af. Ik zal het met flinke tegenzin tot het einde uitlezen of onderweg afhaken, omdat de dichter mij niet toont waar de inrijpoort zich bevindt. De poëzie van Wim Vandeleene bevindt op een perfecte plek tussen die twee uitersten.

Ik ken Wim als een warhoofd, ik mag dat zeggen, want dat zegt hij ook over zichzelf. Ik ga er dan gemakshalve van uit dat het warrige zich niet alleen manifesteert in het dagelijkse leven, maar ook in de poëzie van een warhoofd. Dat is bij Wim geenszins het geval. Wim weet verduiveld goed hoe hij een sterk gedicht moet maken. Dat merkte ik meermaals op toen Wim nog bij mij in het Poëzieatelier Brugge zat. Hij verraste keer op keer met sterk werk. Het moge duidelijk zijn dat Wim zijn warhoofd afzet als hij zich aan zijn schrijftafel nestelt. Of dat zijn warhoofdigheid de kwaliteit van zijn poëzie ten goede komt, dat kan ook.

Onbereikbaar voor commentaar is een parel aan de kroon van Uitgeverij De Zeef. Gefeliciteerd, Wim. Geniet van deze dag en het succes dat de bundel te beurt zal vallen, want er is geen haar op mijn almaar dunner wordende kruin dat eraan twijfelt dat de reacties en kritieken unaniem positief zullen zijn. En u, geacht publiek, dank ik voor uw aandacht. Geniet van het vervolg, er komt nog heel wat moois op u af.

 

Philip Hoorne

Brugge, 28 april 2024


Wim Vandeleene op DSvD
Weblog van Philip Hoorne

Onbereikbaar voor commentaar bij Uitgeverij de Zeef

Cover 'Onbereikbaar voor Commentaar'

 

Wim Vandeleene tijdens de voorstelling

vrijdag 26 april 2024

Twee gedichten van Mees van der Made

Een tanka, wat anders?

een blad valt omlaag

               in het Vondelpark, de boom

                              blijft staan – wat anders?

een blad vraagt nooit: hou me vast

ik laat los en zeg: dank je


 .../...

 

Hoe de stilte klinkt

dit

dit

dit

dit tikt
                              van tellen tot zestig

van losse letters

van nadruppels op het platte dak


dit

niet dit is de stilte

dit is alleen het leesteken:

niet dit maar net erna

dit                         [de tellen, de letters, druppels]

dit
                              ertussen
dit
                              [wit]
dit
                              shhht
dit
                              shhhht
dit

 

––––––

 

© Mees van der Made

Mees van der Made bij linktr.ee
Thuissite Mees van der Made